Kapitel 2, Grammatik E werkwoorden met 1e, 3e en 4e naamval

• Duits
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

Voorbereiden

Boeken op de tafel

Mobieltje op lessen up

Wees bereid en let op!

Ziel: 

Ik ken en kan de werkwoorden met de eerste, derde en vierde naamval toepassen (Seite 91-Grammatik E).

Grammatik E: Werkwoorden 

met een vaste naamval

Als je de volgende werkwoorden in de zin gebruikt of ziet staan, krijg je twee keer een 1ste naamval.

sein, werden, bleiben

Voorbeeld:

• Sie sind der Lehrer von meinem Bruder.

Welke naamval heeft de meeste werkwoorden die de naamval bepalen?

1. 1ste naamval
2. 2de naamval
3. 3de naamval
4. 4de naamval

De werkwoorden sein, bleiben, werden horen bij de .....

1. 1e naamval
2. 3e naamval
3. 4e naamval
4. geen naamval

De werkwoorden bitten, fragen en es gibt horen bij de ....

1. 1e naamval
2. 3e naamval
3. 4e naamval
4. geen naamval

Voor welke naamval zorgen deze werkwoorden: danken, gefallen, gehören, glauben, gratulieren, helfen

1. 1
2. 2
3. 3
4. 4

Geef de naamval en de vertaling:
Hier gibt es [een] Bahnhof (m).

1. ein (1)
2. eine (1)
3. einen (4)
4. ein (4)

Geef de naamval en de vertaling:
Hier gibt es[een] Schwimmbad (o).

1. ein (1)
2. eine (1)
3. einen (4)
4. ein (4)

Geef de naamval en de vertaling:
Ihr müsst (de) Leuten (mv) helfen.

1. 1e - die
2. 3e - den
3. 4e - die

Geef de naamval en de vertaling:
Du musst (mij) glauben.

1. 1e - ich
2. 3e - mir
3. 4e - mich

Geef de naamval en de vertaling:
Dieses Auto gehört (haar) Tante.

1. 1e - ihre
2. 3e - ihrer
3. 4e - ihre

Geef de naamval en de vertaling:
Dieses Haus gehört (haar) Bruder.

1. 1e - ihr
2. 3e - ihrem
3. 4e - ihren

Geef de juiste wekwoordsvorm :
Hast du dein____ Onkel schon zu seinem Geburtstag gratuliert?

Geef de juiste wekwoordsvorm :
Hast du dein____ Tante schon zu seinem Geburtstag gratuliert?

Geef de juiste werkwoordsvorm:
Der Kaffee schmeckt m_____ nicht .

Geef de naamval en de vertaling:
Sie wird nächstes Jahr (mijn) Lehrerin.

Geef de juiste vorm in de naamval:
Das Haus gehört [mijn] Mutter.

Geef de juiste vorm in de naamval:
Ich glaube (de) Mann nicht.

Geef de juiste vorm in de naamval:
Es gibt (een) Gemälde (o) in der Halle.

Hausaufgaben checken

Aufgabe 53, Seite 92

Lesefertigkeit

Maak de examenteksten.

Pak een woordenboek!

Verken de de titel en de plaatjes!

Lees eerst de vraag en neem dan een beslissing of je de hele alinea moet lezen of op zoek gaat naar een gedeelte!