Verbeterflex 4: bronvragen

Geschiedenis verbeterflex 4 :
Bronvragen 

1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Geschiedenis verbeterflex 4 :
Bronvragen 

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Bronnen zijn héél belangrijk bij geschiedenis!

We kunnen bronnen op verschillende manieren indelen:

A: Directe bronnen of Indirecte bronnen

B: Geschreven bronnen of Ongeschreven bronnen

Slide 3 - Tekstslide

Tekst
Welke elementen van standplaats-
gebondenheid kom je hier tegen?

Slide 4 - Tekstslide

Deze les
Bij geschiedenis maken we veel gebruik van bronnen. Bronvragen komen dan ook veel voor op de toets. Deze les gaan jullie leren hoe je dit soort vragen het beste aanpakt en beantwoordt.

Slide 5 - Tekstslide

oefenen met bronnen
1. Wat voor soort bron?
2. Geschreven of ongeschreven?
3. primair of secundair?
4. standplaatsgebondenheid?
5. Wel of niet betrouwbaar?

Slide 6 - Tekstslide

Praktische tips
Omgaan met geschreven bronnen
  1. Als er bij een vraag staat: gebruik de bron moet in het antwoord de bron ook echt worden
    gebruikt. Doe je dit niet, dan kost het je punten.
  2. Doe dit door een tekstfragment uit de bron te citeren. Je mag hierbij de eerste twee
    woorden van een zin opschrijven en de twee laatste woorden van een zin en plaats het
    geheel tussen aanhalingstekens (‘De held….in Frankrijk’). Dit scheelt kostbare tijd! Ben je
    onzeker over je antwoord? ⇒ citeer dan een groter tekstfragment uit de bron. 
  3. Laat altijd in je antwoord zien dat je de bron gebruikt. In je antwoord moet dus ergens
    staan: Ik kan in de bron lezen dat.... / In de bron wordt gezegd dat…. 
  4. Geef nooit alleen citaat als antwoord! Je moet altijd uitleggen waarom je een bepaald citaat of tekstfragment gebruikt.

Slide 7 - Tekstslide

Praktische tips
Op het examen:
  1. Lees altijd eerst de bron, pas daarna de vraag.
  2. Onderstreep belangrijke zaken zoals: jaartallen, namen, plaats, etc.
  3. Associeer: herken je een bepaald begrip, gebeurtenis of een kenmerkend aspect? Schrijf dat er direct bij!

Slide 8 - Tekstslide

Hoe geef je antwoord op een vraag over een tekstbron?
1.  Neem de vraag over in je antwoord!!
2. Vraag is vaak: Leg uit met behulp van de bron dat.....

Dus:
  • Ik lees in de tekst dat ........
  • Dat betekent ............

Slide 9 - Tekstslide

Hoe geef je antwoord op een vraag over een ongeschreven bron?
1.  Neem de vraag over in je antwoord!!
2. Vraag is vaak: Leg uit met een beeldelement uit de bron dat.....

Dus:
  • Ik zie in de bron dat ........
  • Dat betekent ............

Slide 10 - Tekstslide

Uit deze bron valt op te maken wat de opvatting is van Cassius Dio over het romaniseringsproces en hoe dit het best zou kunnen verlopen.
Leg dit uit door aan te geven:

wat het romaniseringsproces inhoudt en

Slide 11 - Open vraag

Uit deze bron valt op te maken wat de opvatting is van Cassius Dio over het romaniseringsproces en hoe dit het best zou kunnen verlopen. Leg dit uit door aan te geven:

welke tactiek bij de romanisering van veroverde volken volgens Cassius Dio het beste gevolgd kan worden en

Slide 12 - Open vraag

Uit deze bron valt op te maken wat de opvatting is van Cassius Dio over het romaniseringsproces en hoe dit het best zou kunnen verlopen. Leg dit uit door aan te geven:

waardoor het romaniseringsproces in Germanië volgens Cassius Dio mislukt.

Slide 13 - Open vraag

Slide 14 - Tekstslide

Een conclusie: ‘Deze bron maakt duidelijk dat in het Romeinse Rijk sprake is van wederzijdse
beïnvloeding tussen de plaatselijke cultuur en de Romeinse cultuur’.
Ondersteun deze conclusie met de bron.

Slide 15 - Open vraag

Slide 16 - Tekstslide