Spelling en formuleren les 7: Pv verleden tijd sterke werkwoorden

Spelling en formuleren les 7: Pv verleden tijd sterke werkwoorden
Welkom klas 1hvf
Volg het stappenplan, dan maken we er een goede les van.
Stap 1:
Stap 2: Pak je leesboek, laptop, schrift en boek
Stap 3: Log in bij Lessonup met je eigen naam.
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Spelling en formuleren les 7: Pv verleden tijd sterke werkwoorden
Welkom klas 1hvf
Volg het stappenplan, dan maken we er een goede les van.
Stap 1:
Stap 2: Pak je leesboek, laptop, schrift en boek
Stap 3: Log in bij Lessonup met je eigen naam.

Slide 1 - Tekstslide

Noteer de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes: Gisteren (bewegen) de leerlingen van klas 1H tijdens LO.

Slide 2 - Open vraag

Wat ga je doen?
Leerdoel: Ik kan de persoonsvorm verleden tijd van sterke werkwoorden correct spellen.
Hoe bereiken we dit doel?
  • Lezen
  • Check huiswerk
  • Herhalingsoefening: pvvt zwakke werkwoorden
  • Uitleg: sterke werkwoorden
  • Huiswerk: in je schrift: opdracht 1, 2 en 3. blz. 96

Slide 3 - Tekstslide

Lezen
timer
10:00

Slide 4 - Tekstslide

Check huiswerk opdr. 1
1. Alleen -en: stoelen, trouwerijen, verrassingen, vieringen, feestdagen
2. Laatste letter verdubbelen: appelbollen, biljetten, handtassen, klokken, spinnenwebben
3. a, e, o, u weghalen: banen, bibliotheken, bonen, streken, uren 
4. f-v: aperitieven, boeven, duiven, golven, brieven
5. s-z: biezen, hoezen, sauzen, snotneuzen, vleermuizen

Slide 5 - Tekstslide

Opdracht 2
1. moskeeën, orchideeën, pygmeeën, sleeën, tweeën, weegbreeën, zeeën.
2. Klemtoon wel op ie: allergieën, categorieën, fantasieën, fobieën, genieën, industrieën, knieën,
Klemtoon niet op ie: academiën, bacteriën, ceremoniën, koloniën, leliën,  monopoliën, poriën, provinciën.
3. Deze woorden hebben de klemtoon niet op ie liggen.

Slide 6 - Tekstslide

Opdracht 3
1. biervat - biervaten                                       10. koe - koeien
2. dreumes - dreumesen                              11. lied - liederen
3. fotograaf - fotografen                               12. schip - schepen
4. gelegenheid - gelegenheden                13. stad - steden
5.  handvat - handvaten                                 14. timmerman - timmerlieden/ -lui
6.  havik - haviken                                              15. vlo - vlooien
7.  jeugdlid - jeugdleden
8. kievit - kieviten
9.  kind - kinderen

Slide 7 - Tekstslide

Opdracht 5
1. gebouw, kauwgum, kauwen, aula.
2. augustus, auteur, boskabouters.
3. pauze, journalist, mouwen, couplet.
4. enthousiast, restaurant, lauw, flauw, rauwkost, koud
5. douane, gouden, souvenirs, cadeau.
6. trouwerij, gauw, blauwe

Slide 8 - Tekstslide

Waar of niet waar? Sterke werkwoorden hebben niet de kracht om van klank te veranderen in de verleden tijd.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 9 - Quizvraag

Hoe spel je sterke werkwoorden in de verleden tijd?
Sterk werkwoord: Een werkwoord dat van klank verandert in de verleden tijd. Voorbeeld: Bewegen -> bewogen.
Deze werkwoorden moet je in je hoofd stampen. Er zijn geen regels voor. 

Slide 10 - Tekstslide

Noteer de juiste vorm van het werkwoord: Mick (zoeken) vanmorgen naar zijn sleutels en kon ze niet.

Slide 11 - Open vraag

Noteer de juiste vorm van het werkwoord: Hij (zeggen) daarstraks tegen mij dat hij wel wat wil gaan eten.

Slide 12 - Open vraag

Noteer de juiste vorm van het werkwoord: Wat (willen) hij gisteren nou doen?

Slide 13 - Open vraag

Aan de slag
Maken: Opdracht 1 t/m 3 op bladzijde 96 en 97.
Let op: Dit is de laatste stof die je krijgt.
De spellingstoets is maandag 18 maart
Donderdag 14 maart = oefentoets. Zorg ervoor dat je je goed voorbereidt door de stof goed te leren en vragen op te schrijven die je nog moeilijk vindt.

Slide 14 - Tekstslide