Con Gusto 1, UNIDAD1, semana 2a clase

Programa
Con Gusto 1, Unidad 1
1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansHBOStudiejaar 1

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Programa
Con Gusto 1, Unidad 1

Slide 1 - Tekstslide

Repaso:
  • voorstellen : formeel/ informeel
  • werkwoorden op -ar
  • zelfst.nw. geslacht en getal

Slide 2 - Tekstslide

¡Presentar y saludar!

Begroeten...
  • Hola
  • Buenos días
  • Buenas tardes
  • Buenas noches
Afscheid nemen...
  • Adiós
  • Hasta luego
  • Hasta mañana
  • Hasta pronto/ hasta la próxima
Naam vragen/vertellen...
  • Je zegt:   ¿Cómo te llamas?/ ¿ Cómo se llama usted?
  • Je antwoord: Me llamo... /Soy......

Slide 3 - Tekstslide

Hoe kun je iemand in het Spaans begroeten?
A
¡hola!
B
¡buenos días!
C
me llamo
D
hasta pronto

Slide 4 - Quizvraag

Hoe kun je vragen: "Hoe heet u?"
A
¿Cómo te llamas?
B
¿Como te llama usted?
C
¿Como se llamas ?
D
¿Como se llama usted?

Slide 5 - Quizvraag

Los artículos
Bepaald: de en het 
Onbepaald: een 
       Masculino                 Femenino

Slide 6 - Tekstslide

Sustantivos
                  Vrouwelijk :                                                mannelijk                         -  a = casa                                                  -o=libro           
               - dad = ciudad                                         -á,é, í  = sofá, café,
- ción = canción                                                             
                 medeklinkers    =mujer                 medeklinker= hospital                                                                             


en de van de regels afwijkende zelfst.nw 

Slide 7 - Tekstslide

mannelijk
vrouwelijk
hombre
hospital
mujer
radio
habitación
problema
mano
chica
café

Slide 8 - Sleepvraag

Regelmatige werkwoorden op -AR TB p.12
persoonlijke vnw.
Enkv.
estudiar

1.  estudio
2. estudias
3. estudia

1.  estudiamos
2. estudiáis
3. estudian
1.  ik
2. jij
3. hij, zij, u
MV
1.  wij
2. jullie
3. zij, u  
1. yo
2. tú
3. él, ella, usted

1. nosotros/as
2. vosotros/as
3. ellos, ellas, ustedes
hablar

1.
2.
3.

1.
2.
3.
.

Slide 9 - Tekstslide

Oefenen met regelmatige werkwoorden op -AR
YO
ÉL, ELLA, USTED
NOSOTROS, NOSOTRAS
VOSOTROS, VOSOTRAS
ELLOS, ELLAS, USTEDES
HABLO
BAILO
CANTA
BAILAN
ESCUCHAS
TOCAMOS
ESCUCHÁIS
BAILA
HABLAN
CANTAMOS
ESTUDIÁIS
HABLAS

Slide 10 - Sleepvraag

ik
jullie
zij (enkv)
jij
hij
wij
u (mv)
u ( enkv)
vosotros
él
ustedes
yo
ella
nosotros
usted

Slide 11 - Sleepvraag

vervoeg het ww. : ns=nosotros en vs= vosotros

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Vervoeg: ( ns=nostros/ vs= vosotros

Slide 14 - Tekstslide

Señor/ señora met en zonder lidwoord, tb p 20,wb (!)p 25
vergelijk de volgende zinnen:
1. Mucho gusto, señora Ribas ( dialoog 1 oef.2)
2. La señora Ribas es la organizadora del congreso (oef 4)
Wanneer gebruik je het lidwoord en wanneer niet?:
maak opdr. 5B
wb  p. 18
timer
4:00

Slide 15 - Tekstslide

Programa Unidad 2:

  • zich voorstellen en reageren
  • zeggen waar je vandaan komt
  • Vragen hoe het gaat+ antwoorden
  • praten over beroepen
  • telefoonnummer en email geven

Slide 16 - Tekstslide

Primeros contactos tb p.19
welke beroepen hebben de personen op de foto??
15
¿ Quién es?
ik ben
ik woon in
ik werk in
¿ Qué significa?
Olivia Varela,

Slide 17 - Tekstslide

Mucho Gusto p.20: luister naar de dialogen van opdr.2 
16
17
18

Encantado wordt gezegd door 
Encantada wordt gezegd door
Mucho gusto is altijd goed

       De betekenis?  
mannen
vrouwen
Aangenaam.

Slide 18 - Tekstslide

vul in m.b.v. de dialogen in opdr. 2

Slide 19 - Tekstslide

De antwoorden.....

Slide 20 - Tekstslide

Het antwoord op de vraag hoe het gaat zal niet altijd 
"( muy) bien" zijn , hieronder andere opties.....:

Slide 21 - Tekstslide

Los pronombres personales en de vervoeging van ser

ik
jij
hij/zij/u
wij
jullie 
zij
ser=zijn
soy
eres
es
somos
sois
son

yo
él/ella/usted
nosotros/as
vosotros/as
ellos/ellas/ustedes


maak opdr. 4 p.21
timer
3:00

Slide 22 - Tekstslide

                                     SER versus SER DE
Het werkwoord  SER betekent zijn : 
Soy Ana= ik ben Ana

het werkwoord SER met het voorzetsel DE
betekent lettelijk ZIJN VAN maar wij zeggen KOMEN UIT:
Soy de España= ik kom uit Spanje

¿ Dónde?=                                  ¿ De dónde?=
waar werk je?
Waar studeren jullie?       
van waar==waar....vandaan
waar?
¿Dónde trabajas?
¿Dónde estudiáis?

Slide 23 - Tekstslide

 Het gebruik van het werkwoord ser
Wat denk je dat " Yo soy profesora " betekent?


En hoe vertaal je dan "Yo soy de Holanda" ?


¿ De dónde eres? betekent???
Ik ben lerares
Ik kom uit Nederland.
Waar kom je vandaan?
lett.: Van waar ben jij?

Slide 24 - Tekstslide

Hoe zeg je : ik ben Carmen
A
me llamo Carmen
B
Soy Carmen
C
Soy de Carmen
D
Me llamas Carmen

Slide 25 - Quizvraag

hoe zeg je : ik kom uit Guatemala?
A
Soy Guatemala
B
Soy de Guatemala

Slide 26 - Quizvraag

Hoe vraag je : kom je uit Spanje?
A
¿Eres España?
B
¿ Eres de España?
C
¿De dónde España?
D
¿De dónde eres España?

Slide 27 - Quizvraag

La profesión y el lugar de trabajo p.  22/23
zie voor meer beroepen p.170 TB

Slide 28 - Tekstslide

Zet het juiste beroep bij de foto's
la profesora
la cantante
la peluquera
la médica
el/la dentista
el piloto
el camarero

Slide 29 - Sleepvraag

¿ Qué hace usted? p.23 TB

Slide 30 - Tekstslide

Información personal p.23
21
luister en vul het schema 
Hoe vraag je:

  • Wat is jouw/uw (mobiele) telefoonnummer? :
¿ Cuál es tu/su teléfono/ número de móvil?
antwoord: es el.........
  • Heeft u/ Heb jij email?
¿ Tiene/s correo electrónico?
antwoord: Sí, es..........

Slide 31 - Tekstslide

De vervoeging en gebruik van tener p.24 Tb
Tener= hebben in de betekenis van bezitten.
 yo                     tengo
tú                      tienes            
él/ella/usted    tiene
nosotros/as     tenemos
vosotros/as      tenéis
ellos/ellas/        tienen
ustedes
                LET OP:

¿Cuántos años tiene Paco?

Slide 32 - Tekstslide

¿ Qué cosas de
opdr. 10 p.24 tenéis ?

Slide 33 - Woordweb

werken in groepjes
Ga naar je agenda en naar het       groepje waarbij je bent ingedeeld
en maak:                          
opdracht 5 p.21 tb       
opdracht 7 p.22 tb         
    opdracht 8 p.23 tb              
   opdracht   1, 2, 10, 13  wb  
Om 12u10 terug in de algemene vergadering!!    
         

Slide 34 - Tekstslide

¿Qué recuerdas?

Slide 35 - Tekstslide

Lidwoord of niet?
Buenas tardes,______señora García.
¿Es usted___señor Gómez?
_____señora Alonso es profesora


Slide 36 - Open vraag

Vraag en geef antwoord:
  • Hoe heet je/ u?

  • Hoe gaat het met jou/ u?

  • Waar kom je/ komt u  vandaan?

  • Wat doe je/ doet u?
¿ Cómo te llamas/se llama?
Me llamo..../Soy......
¿ Qué tal? 
¿ Cómo estás/está usted?
(muy) bien/ regular/(muy) mal/fatal
¿ De dónde eres/es usted?
Soy de........
¿ Qué haces/ hace usted?
Soy..../ trabajo/ estudio

Slide 37 - Tekstslide

¿ Cómo se escribe?
¿ Cómo se escribe tu nombre?

¿ Cómo se escribe tu apellido?

¿Cómo se escribe el nombre de tu ciudad/pueblo?

Slide 38 - Tekstslide

Soy
Tiene
es
Son
tengo
Yo ....... la profesora
Sandra ..... doce años
Mi asignatura ... español 
Los chicos .... guapos
Mañana yo .... clase de inglés

Slide 39 - Sleepvraag

Deberes:
opdr. 1 t/m 14 wb

Slide 40 - Tekstslide

Ook zonder woorden kun je ver komen

Slide 41 - Tekstslide

Slide 42 - Tekstslide