Taalverzorging blok 4 (en herhaling blok 2) les 1

Taalverzorging
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Taalverzorging

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Taalverzorging
- grammatica 
- spelling
- formuleren
- taalbewustzijn 

Slide 3 - Tekstslide

Wat weet je nog van het vorige blok over Taalverzorging?

Slide 4 - Open vraag

Grammatica
lidwoorden
zelfstandig naamwoorden
bijvoeglijk naamwoorden
werkwoorden

Slide 5 - Tekstslide

Benoem uit de volgende zin de werkwoorden, lidwoorden, zelfstandig naamwoorden en bijvoeglijk naamwoorden:

Waarom geef jij je kleine broertje een klap?

Slide 6 - Open vraag

Spelling
hoofdletters
leestekens
meervouden van zelfstandig naamwoorden
verkleinwoorden
bijvoeglijk naamwoorden

Slide 7 - Tekstslide

Wat is de juiste spelling?
A
Mevrouw van Dongen gaat verhuizen.
B
Mevrouw Van Dongen gaat verhuizen.

Slide 8 - Quizvraag

Wat is de juiste spelling?
A
16 Jaar geleden werd hij geboren.
B
16 jaar geleden werd hij geboren.

Slide 9 - Quizvraag

Formuleren
leestekens
stijl
zinsbouw

Slide 10 - Tekstslide

Taalbewustzijn
trappen van vergelijking

Slide 11 - Tekstslide

goed - ... - ...
A
goeder - goedst
B
beter - allerbest
C
beter - best
D
beter - goedst

Slide 12 - Quizvraag

Grammatica
werkwoorden
persoonsvorm
onderwerp 
werkwoordelijk gezegde 

Slide 13 - Tekstslide

Grammatica
Voor jezelf: maak van bladzijde 96 opdracht 3.

Klaar? Begin vast aan opdracht 6 van bladzijde 98.

Slide 14 - Tekstslide

Grammatica: persoonsvorm

Slide 15 - Tekstslide

DE PERSOONSVORM (PV)

In elke zin staan werkwoorden.

Een werkwoord (ww) zegt wat iets of iemand doet of overkomt.

Eén van de werkwoorden in de zin is de persoonsvorm (pv).


De persoonsvorm is dus altijd een werkwoord!

Slide 16 - Tekstslide

Persoonsvorm (pv)

De persoonsvorm is een werkwoord dat zich

aan kan passen aan het onderwerp van de zin.

Verandert het onderwerp, dan verandert de persoonsvorm mee.



Ik loop

Jij loopt

Wij lopen

Slide 17 - Tekstslide

Persoonsvorm (pv)

De persoonsvorm geeft aan of een zin in de tegenwoordige

of verleden tijd staat.



Ik loop - ik liep

Jij bakt - jij bakte

Wij zien - wij zagen

Slide 18 - Tekstslide

Wat is de persoonsvorm in de zin:
In zijn vrije tijd gaat Kees graag crossfietsen.

Slide 19 - Open vraag

Wat is de persoonsvorm in de zin:
Waar heb jij die leuke tas gekocht?

Slide 20 - Open vraag

Wat is de persoonsvorm in de zin:
Van wie is die groene tandenborstel?

Slide 21 - Open vraag

Hoe kun je de persoonsvorm in een zin vinden?

Noem twee manieren.

Slide 22 - Open vraag

Wat is de persoonsvorm?

Wie heeft gisteren mijn band geplakt?
A
wie
B
heeft
C
geplakt
D
mijn

Slide 23 - Quizvraag

Aan de slag!
Maak vanaf blz. 98
opdracht 6
opdracht 9
opdracht 10
opdracht 11

Slide 24 - Tekstslide