§9.4 Bloed- en orgaandonatie

• Biologie
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 4

LessonUp

Ga naar student.lessonup.io, log in en open de les. 

Lees §9.4.

Programma

• Welkom
  
• Terugblik


• Nieuwe stof
  
• Opdracht/werkvorm
  
• Klassikale afsluiting
  
• Aan de slag/huiswerk
  

Waarover ging de vorige les?

Huiswerk

Opdrachten 9.4 en 9.5 maken + nakijken

Leerdoelen

- Je kunt uitleggen wanneer iemand welk onderdeel van bloed nodig heeft.

- Je kunt uitleggen of je van iedereen bloed kunt krijgen.

- Je kunt uitleggen wat er gebeurt bij een orgaandonatie.

Uit welke onderdelen bestaat bloed?

Wanneer heb je welk bloedonderdeel nodig?

Rode bloedcellen

Bloedplasma

Bloedplaatjes

Aan de slag

Maak nu opdracht 3 en 4 in je werkboek.

Ben je eerder klaar, maak dan ook de andere opgaven.

Aan de slag

Maak nu opdracht 5 t/m 10 in je werkboek.

Ben je eerder klaar, maak dan ook de andere opgaven.

Resusfactor

Resusantigenen

- Rh+ als je het resusantigeen 

hebt op je bloedcellen.

- Rh- als je geen resusantigeen

hebt op je bloedcellen.

Aan de slag

Maak nu opdracht 11 t/m 13 in je werkboek.

Ben je eerder klaar, maak dan ook de andere opgaven.

Orgaantransplantatie

Iemand met bloedgroep A heeft cellen met antigeen:

1. A
2. B
3. AB
4. geen

Aan de slag

Opdrachten 9.5 maken + nakijken (zie studiewijzer)

Begrippenlijst 9.5 maken

Herhalen 3.4/3.5 (leerjaar 3)

Juist of onjuist?
Iemand met bloedgroep A kan bloedgroep O krijgen.

1. juist
2. onjuist

Juist of onjuist?
Iemand met bloedgroep AB kan aan iedereen bloed geven.

1. juist
2. onjuist

Juist of onjuist?
Iemand met bloedgroep B kan bloedgroep AB ontvangen.

1. juist
2. onjuist

Juist of onjuist?
Iemand met bloedgroep AB kan bloedgroep O ontvangen.

1. juist
2. onjuist

Juist of onjuist?
Iemand met antigeen A maakt anti-A.

1. juist
2. onjuist

Juist of onjuist?
Iemand met antigeen A en B maakt geen antistoffen.

1. juist
2. onjuist