Voorzetsels + pers. vnw. +3

• Duits
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 3,4

Was machen wir heute?

Grammatik: 

 Präpositionen (voorzetsels) 

Wiederholung Personalpronomen (persoonlijk voornaamwoord)
 

Noem de voorzetsels
met de 3e naamval
(zijn er 7)

aus

bei

mit

nach

seit

von

zu

uit

bij

met

na, naar

sinds

van

naar

Wat houdt dit in?

^{Sie geht zu (hem) ....}

Wir fahren mit (jullie) ... nach Deutschland

Stappenplan

- Staat er een voorzetsel in de zin? 

- Ja er staat een naamval in. Welke naamval hoort hierbij? 

- Juiste vorm erbij zoeken in tabel

ich

du

sie

es

er

wir

ihr

Sie

sie

ik

jij

hij

het

wij

zij

jullie

u

zij mv

mir

dir

ihr

ihm

ihm

uns

euch

Ihnen

ihnen

mij

jou

hem

het

ons

haar

jullie

u

hun/hen mv

Ich bin hier mit (jou) ....

1. dich
2. dir

Du gehst mit (mij) .... nach Hause.

1. mir
2. mich

Ihr seid nach (ons) .... an der Reihe.

1. wir
2. euch
3. uns
4. ihr

Wir haben das von (u) .... bekommen.

1. Ihnen
2. Sie
3. ihnen
4. sie

aus, bei, mit, nach, seit, von, zu, zijn met de .......... naamval

1. 1
2. 3
3. 4
4. 3 en 4

Maak de zin af:
Ich tanze gern mit (hij)

Maak de zin af:
Er tanzt ohne (mij)

Maak de zin af:
(zij) fährt in Urlaub

Maak de zin af:
Hast du das von (hun) gehört?

Ik weet ik hoe ik het pers. vnw. in de derde naamval moet toepassen

1. Altijd
2. Soms
3. Nooit

3 Kenmerken van de zakelijke/formele brief: