1: Je kan de vier aardlagen noemen en aanwijzen op een afbeelding.
2: Je kan uitleggen hoe breuklijnen de aardplaten hebben gevormd.
3: Je kan uitleggen hoe aardbevingen ontstaan.
4: Je kan het verschil tussen het epicentrum en het hypocentrum uitleggen.
5: Je kan benoemen hoe aardbevingen worden gemeten.
6: Je kan het verschil tussen magma en lava uitleggen.
7: Je kan drie soorten vulkanen herkennen en aanwijzen op een afbeelding.
8: Je kan een positief en negatief gevolg van een vulkaanuitbarsting noemen.