3 havo/vwo - Hoofdstuk 1 geld moet rollen les 4 - voorbereiding op de toets

1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen vandaag?
  • Wat weet je nog van 1.1 en 1.2?
  • Huiswerk bespreken
  • Leerdoelen paragraaf 1.2 
  • Instructie 1.2 --> de budgetlijn tekenen
  • 1.2 afmaken
  • Leerdoelen 1.1 en 1.2
  • Toets + voorbereiden
  • Nog even aan het werk en afsluiten

Slide 2 - Tekstslide

Voor we verder gaan, even wat herhaling!

Slide 3 - Tekstslide

Wat weet je nog van
1.1 en 1.2?

Slide 4 - Woordweb

Slide 5 - Tekstslide

Leerdoelen van vandaag:
  • Je kunt een budgetlijn tekenen en uitleggen hoe de budgetlijn verandert als de prijzen en het budget veranderen. 

Slide 6 - Tekstslide

1.2 Kopen is kiezen?
Budgetlijn
Voor het tekenen van een budgetlijn gebruik je het onderstaande stappenplan:




1. Teken een assenstelsel met op de y-as product y en op de x-as product x. 
2. Bereken hoeveel je van product Y kunt kopen wanneer je je gehele budget aan product Y zou uitgeven (x =0)
3. Bereken hoeveel je van product X kunt kopen wanneer je je gehele budget aan product X zou uitgeven (y =0)
4. Teken de punten in de grafiek en trek daartussen een rechte lijn.

Slide 7 - Tekstslide


Opgave 27 op bladzijde 16

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Aan het werk

De komende 10-minuten ga je aan de slag met paragraaf 1.2 

Ben je klaar?
Ga dan naar de herhalingsopdrachten achter in dit hoofdstuk. 
Je kunt hier oefenen voor de toets. 
timer
10:00

Slide 10 - Tekstslide

Leerdoelen 1.1  
  • Je kunt noemen welke soorten behoeften er bestaan.
  • Je kunt de spanningen uitleggen tussen behoeften en middelen.
  • Je kunt het verschil uitleggen tussen consumeren van goederen en diensten.
  • Je kunt uitleggen wat alternatief aanwendbaarheid inhoudt. 

Slide 11 - Tekstslide

Leerdoelen 1.2
  • Je kunt voorbeelden geven van verschillende soorten uitgaven. 
  • Je kunt verschillende soorten inkomen benoemen. 
  • Je kunt een begroting opstellen. 
  • Je kunt een bedrag per week omrekenen naar een bedrag per maand en andersom. 
  • Je kunt met een gegeven budgetformule berekenen hoe een gegeven budget kan worden besteed.
  • Je kunt een budgetlijn tekenen en uitleggen hoe de budgetlijn verandert als de prijzen en het budget veranderen. 

Slide 12 - Tekstslide

Berekeningen
Rekenen met procenten 
Je wilt weten hoeveel procent van het inkomen wordt uitgegeven aan vaste lasten. Je wilt weten hoeveel procent van de klas uit jongens bestaat. 


Een percentage van een totaal = deel : geheel x 100%

Slide 13 - Tekstslide

Berekeningen
Omrekenen van week naar maand of van maand naar week
Reken altijd eerst uit hoeveel het in een jaar is.



Van maand naar week: bedrag x 12 : 52
Van week naar maand: bedrag x 52 : 12

Slide 14 - Tekstslide

Berekeningen
Budgetformule
Voor het opstellen van de budgetformule heb je de volgende gegevens nodig:
M: je moet weten wat het budget is. 
P(x): De prijs van product x
P(y): De prijs van product y



M = Px +Py

Slide 15 - Tekstslide

Denk aan!
  • Antwoord altijd in hele zinnnen. 
  • Schrijf altijd je berekeningen op.
  • Antwoord een meerkeuze vraag altijd met een hoofdletter.
  • Gebruik de juiste symbolen zoals: %, $, €
  • Rond antwoorden correct af. Mensen op gehele getallen, geld op twee decimalen, procenten op een decimaal en alle overige getallen op een decimaal. 

Slide 16 - Tekstslide

Oefentoets
Je kunt hier nog aan werken totdat het tijd is. 

Volgende les: 1-toets 1.1 en 1.2 

Slide 17 - Tekstslide