Gezondheid en gezondheidszorg in Nederland

1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
MBOStudiejaar 1

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Gezondheid en gezondheidszorg in Nederland 

Slide 2 - Tekstslide

Wat weet je nog van vorige week?

Slide 3 - Woordweb

Gezondheidszorg 
Bij de gezondheidszorg hoort iedereen die voor zijn werk iets met gezondheid te maken heeft.   


  •  De huisarts
  • De specialist: 

        Chirurg, gynaecoloog, oogarts, kinderarts

  •  De tandarts 
  • De fysiotherapeut  

Slide 4 - Tekstslide

De huisarts 
  • Aanmelden bij een huisarts bij jou in de buurt.         
  • Als je problemen hebt met je gezondheid ga je altijd eerst naar de huisarts. 
  • De huisarts gaat kijken wat je klacht is:    
       - Soms zegt de huisarts dat je klacht vanzelf overgaat.     
       - Soms is er een behandeling nodig, bijvoorbeeld met medicijnen.
       - Kan de huisarts je niet helpen, dan kan hij je doorverwijzen naar  
          bijvoorbeeld een specialist in het ziekenhuis. 

Slide 5 - Tekstslide

De huisarts
  • Voor een bezoek aan de specialist schrijft je huisarts een verwijsbrief of een mail.
  • Telefonisch spreekuur:
       Vast tijdstip dat je de huisarts/assistente kan bellen met je vragen. 
  • Huisbezoek:
       Als je echt niet naar de huisarts toe kan gaan, komt hij op huisbezoek.                                    
      

Slide 6 - Tekstslide

Medicijnen
  • De apotheek 
      Ophalen van medicijnen met een recept van de huisarts. 
  • Medicijnen zonder recept moet je altijd zelf betalen.
      Bijvoorbeeld: paracetamol en ibuprofen.
      Dat kan je kopen bij de apotheek, drogist en vaak ook bij de                             
      supermarkt. 
  • In Nederland krijg je minder vaak medicijnen dan in veel andere landen. De artsen vinden het belangrijk dat je lichaam zichzelf beter maakt.

Slide 7 - Tekstslide

De fysiotherapeut 
  • Kan je helpen als je problemen hebt met bewegen. 
  • De huisarts kan je doorverwijzen, maar je kunt ook zelf een fysiotherapeut bellen. 

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Link

De tandarts 
  • Heb je kiespijn of een andere klacht, dan kun je  de tandarts bellen voor een afspraak.
  • Als je geen klachten hebt, ga je twee keer per jaar voor controle naar de tandarts. 
  • Heb je een gaatje in je kies of een ander probleem, dan is er een behandeling nodig.  

Slide 10 - Tekstslide

Snel hulp nodig 
  • Wanneer bel je het alarmnummer 112?  

Slide 11 - Tekstslide

Snel hulp nodig 

  • Als je heel snel hulp nodig hebt. Bijvoorbeeld je kind is op zijn hoofdgevallen en reageert niet meer. 
  • Binnen 15 minuten komt de ambulance. 
  • Ook als je snel de politie of brandweer nodig hebt, moet je 112 bellen.  

Slide 12 - Tekstslide

‘s Avonds, ‘s nachts of in het weekend 
  • Heb je na vijf uur of in het weekend een dokter of tandarts nodig. Dan bel  je eerst je eigen huisarts op. 
  • Je krijgt dan een nummer van een andere dokter of tandarts die je dan moet bellen. 
  • Soms krijg je het nummer van de huisartsenpost. 
  •  Heb je snel hulp nodig dan ga je naar de Spoedeisende Hulp.  

Slide 13 - Tekstslide

Spoedeisende Hulp
  • Spoedeisend betekent dat er snel hulp nodig is. 
  • Als iemand zijn arm heeft gebroken dan kun je naar de afdeling Spoedeisende Hulp in het ziekenhuis. 
  • Zonder afspraak kan je naar de Spoedeisende Hulp.  

Slide 14 - Tekstslide

Je hebt een korte vraag aan je huisarts. Wat doe je?
A
Je belt de huisarts voor een afspraak
B
Je belt de huisarts tijdens het telefonisch spreekuur
C
Je gaat zonder afspraak naar de huisarts toe

Slide 15 - Quizvraag

Je hebt hoofdpijn. Je gaat naar de huisarts. De huisarts schrijft een recept uit. Waar haal je de medicijnen?
A
De supermarkt
B
De drogist
C
De apotheek

Slide 16 - Quizvraag

Je bent ziek. Het is weekend. Je kunt niet tot maandag wachten. Wat doe je?
A
Je belt 112
B
Je gaat naar de Spoedeisende Hulp
C
Je belt de huisarts, dan hoor je het nummer wat je moet bellen

Slide 17 - Quizvraag

Je hebt veel last van buikpijn. Wat doe je?
A
Je belt je huisarts voor een afspraak
B
Je gaat naar het ziekenhuis
C
Je gaat naar de huisartsenpost

Slide 18 - Quizvraag

Als je wordt doorverwezen naar een specialist in het ziekenhuis door je huisarts. Wat heb je dan nodig?
A
Niks je kan zo naar het ziekenhuis
B
Een recept van de huisarts
C
Een verwijsbrief of een mail van de huisarts

Slide 19 - Quizvraag

Als je nooit kiespijn hebt. Hoe vaak moet je dan een afspraak maken met de tandarts, denk je?
A
Nooit, want je hebt nooit kiespijn
B
Je moet 2 keer per jaar voor controle komen
C
Je kan zonder afspraak komen voor controle

Slide 20 - Quizvraag

Stel je snijdt je in je vinger. Wat doe je?
A
Je gaat direct naar de Spoedeisende Hulp
B
Je belt je eigen huisarts
C
Je belt 112

Slide 21 - Quizvraag

Opdracht 
  • Maak de vragen op bladzijde 60 t/m 66.
  • Lees het stuk over de zorgverzekering op bladzijde 67. 

Slide 22 - Tekstslide