L12 Gevoelswaarde van woorden

pag. 121
1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsSecundair onderwijs

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

pag. 121

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Deel 1: woordkeuze
denotatie en connotatie

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe zou je de leeftijd van deze mensen omschrijven?

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bekijk het fragment uit Het Journaal.

Beantwoord per 2 de vragen op p. 121 en 122 (a, b, c, d).

Slide 4 - Tekstslide

2:20
Waarom heeft 'bejaarde' volgens Ruud Hendrickx een negatieve bijklank?

Slide 5 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

3. Welke woorden klinken eerder neutraal, positief of negatief?
negatief

neutraal
positief
bejaarde
gepensioneerde
oudere
jagger
vitalo

Slide 6 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

3.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lees de onthoudkader en verbind de juiste term met de betekenis.
pag. 122
denotatie

connotatie
objectieve betekenis
gevoelswaarde van een woord

Slide 8 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies



Kies een afbeelding (p. 123).
Beschrijf de situatie 3 keer: neutraal, positief, negatief.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Deel 2: Synoniem en antoniem

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

synoniemen
antoniemen
woorden met een tegengestelde betekenis, bvb. groot - klein
verschillende woorden met dezelfde betekenis, bvb. kwaad - boos

Slide 12 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

p. 124 - 125
Vul oefening 1 aan.
Maak oefening 2 en 3 individueel. 
timer
5:00

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

p. 124 - 125
Vul aan met je buur.
timer
2:00

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oef. 2

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

p. 125 - oefening 4
a Onderstreep alle synoniemen.
b Waarom kan de zender voor een synoniem kiezen?
timer
3:00

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarom kan de zender voor een synoniem kiezen?

Slide 19 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarom kan de zender voor een synoniem kiezen?

Slide 21 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarom kan de zender voor een synoniem kiezen?

Slide 23 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarom kan de zender voor een synoniem kiezen?

Slide 25 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Diddit
Hier kan je oefenen op synoniemen en antoniemen!

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Deel 3: Eufemisme en dysfemisme

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

p. 126 - oefening 1
Lees de tekst JARGON Eufemismen aandachtig. 
timer
1:00

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1a Hoe definieer je het begrip 'eufemisme' op basis van het artikel?

Slide 29 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

p. 127 - oefening 2
Lees de tekst. 
timer
1:00

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2a Hoe definieer je het begrip 'dysfemisme' op basis van het artikel?

Slide 31 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Herhalen...
-> neuraal:                 Ik ga naar school in de Resonant.
-> positief:
-> negatief:
(denotatie - connotatie), (synoniem - antoniem), (eufemisme - dysfemisme)

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

p. 127 - oefening 3
Koppel het juiste dysfemisme en eufemisme aan de woorden.
timer
2:00

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

p. 127 - oefening 4
Bespreek met je buur: zoek de neutrale woorden voor de eufemismen en dysfemismen.
timer
2:00

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

extra reistijd

Slide 36 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

ongewenst bezoek

Slide 37 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Blijf er met je poten af!

Slide 38 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

zielenknijper

Slide 39 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

terminologie
  • denotatie en connotatie
  • synoniem en antoniem
  • eufemisme en dysfemisme

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 42 - Video

Deze slide heeft geen instructies

EXIT-TICKET
Wat maakt de woorden 'expat' en 'migrant' verschillend? Gebruik de terminologie uit les 12.

Slide 43 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

EXIT-TICKET
We zijn vaak niet bewust van ons taalgebruik. Wat is daar het gevaar van?

Slide 44 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Oefenen
  • Oefening -> SS/oefeningen/taalgebruik
  • Extra oefeningen op Diddit -> L12/Oefeningen

Slide 45 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies