Maandag 7 maart

Toets TW 3; Spelling H3 t/m H5

  • H3; Spelling; meervouden op -en correct spellen
Woorden met au of ou  correct spellen
  • H4; Spelling; meervouden op -s correct spellen
Woorden met ei of ij correct spellen
  • H5; Spelling; Bijvoeglijk naamwoord
Woorden met g, gg en ch correct spellen

Naast Spelling gaan we ook grammatica zinsdelen en woordsoorten herhalen (H4 t/m H6)


1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Toets TW 3; Spelling H3 t/m H5

  • H3; Spelling; meervouden op -en correct spellen
Woorden met au of ou  correct spellen
  • H4; Spelling; meervouden op -s correct spellen
Woorden met ei of ij correct spellen
  • H5; Spelling; Bijvoeglijk naamwoord
Woorden met g, gg en ch correct spellen

Naast Spelling gaan we ook grammatica zinsdelen en woordsoorten herhalen (H4 t/m H6)


Slide 1 - Tekstslide

Lesdoel
- Aan het einde van de les ken je het verschil tussen een bijvoeglijk naamwoord en een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord.

- Aan het einde van de les kun je het bijvoeglijk naamwoord vinden in de zin.

Slide 2 - Tekstslide

Rijtje 1
Rijtje 2
Gouden
Bijzondere
Kartonnen
Stoute
Grandioze 
Houten
Mooie
Plastic
Rode
Metalen

Slide 3 - Sleepvraag

Bijvoeglijk naamwoord
- vertelt iets over een zelfstandig naamwoord
- Kan voor of achter het znw staan.


Een stoere filmster
Het doosje is blauw.


Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
- zegt van welke stof iets (znw) gemaakt is.


Een gouden horloge
De plastic tas

Slide 4 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoord

- kan een korte vorm (zonder -e) of lange vorm hebben (met een -e)
knap - knappe



Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
- heeft maar één vorm en eindigt meestal op -en
koperen, houten

- maar niet altijd!
aluminium, plastic


Slide 5 - Tekstslide

Vul in:
het .... meisje (aardig)

Slide 6 - Open vraag

Vul in:
een .... meisje (aardig)

Slide 7 - Open vraag

Bij een het-woord waar 'het' voor staat gebruik je de:
A
korte vorm
B
lange vorm

Slide 8 - Quizvraag

Bij een het-woord waar 'een' voor staat gebruik je de:
A
korte vorm
B
lange vorm

Slide 9 - Quizvraag

Vul in:
de .... basketballer (lang)

Slide 10 - Open vraag

Vul in:
een .... basketballer (lang)

Slide 11 - Open vraag

Bij een de-woord gebruik je altijd de:
A
korte vorm
B
lange vorm

Slide 12 - Quizvraag

Bijvoeglijk naamwoord


- kent de 'trappen van vergelijking'

stellende trap: knap
vergrotende trap: knapper
overtreffende trap: knapst



Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord

- kent niet de trappen van vergelijking


Slide 13 - Tekstslide

De leerlingen uit 1Va zijn leergierig.
A
stellende trap
B
vergrotende trap
C
overtreffende trap

Slide 14 - Quizvraag

De jongens uit 1Va zijn het leergierigst.
A
stellende trap
B
vergrotende trap
C
overtreffende trap

Slide 15 - Quizvraag

De meiden uit 1Va zijn leergieriger dan de jongens.
A
stellende trap
B
vergrotende trap
C
overtreffende trap

Slide 16 - Quizvraag

Bijvoeglijk naamwoord


- kan gemaakt zijn van een werkwoord.

De gebroken kom




Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord

- kan niet gemaakt zijn van een werkwoord.

Het aluminium tennisracket


Slide 17 - Tekstslide

Gebakken broden
A
stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
B
bijvoeglijk naamwoord gemaakt van een werkwoord

Slide 18 - Quizvraag

linnen broeken
A
stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
B
bijvoeglijk naamwoord gemaakt van een werkwoord

Slide 19 - Quizvraag

gevlochten haren
A
stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
B
bijvoeglijk naamwoord gemaakt van een werkwoord

Slide 20 - Quizvraag

strooien hoeden
A
stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
B
bijvoeglijk naamwoord gemaakt van een werkwoord

Slide 21 - Quizvraag

Het bijvoeglijk naamwoord;
kan ik goed toepassen.
vind ik nog lastig, maar als ik nog wat oefen komt het goed.
is nog een mysterie voor me.
............

Slide 22 - Poll

Let's kahoot!!!

Slide 23 - Tekstslide