6.1 Het Zintuigenstelsel

6.1
Het zintuigenstelsel
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

6.1
Het zintuigenstelsel

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen:
  • de werking van het zintuigstelsel uit kunnen leggen
  • het verband tussen het zintuigstelsel en zenuwstelsel kunnen uitleggen

Slide 2 - Tekstslide

Organen voor prikkelverwerking
  • Verschillende organen met specifieke zintuigen voor het waarnemen van diverse prikkels.

  • Zetten prikkel om in een impuls.


Slide 3 - Tekstslide

Zintuigen
  • Zintuigen bestaan uit zintuigcellen oftewel receptoren.

  • Gespecialiseerde zenuwcellen die onder invloed van een prikkel neurotransmitters afgeven aan gevoelszenuwcellen.

  • Zintuigen reageren op prikkels van buiten en binnen het lichaam.

Slide 4 - Tekstslide

Prikkels

Slide 5 - Tekstslide

Prikkels

Slide 6 - Tekstslide

Mechanische receptoren
  • Reageren op verschillende vormen van mechanische energie (druk, tast).

Slide 7 - Tekstslide

Chemische receptoren
  • Reageren na binding met moleculen

  • Smaak: opgeloste moleculen

  • Reuk: moleculen uit de lucht

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Experimentje!

Slide 10 - Tekstslide

Temperatuur- receptor
  • Liggen in de huid.

  • Reageren wanneer de temperatuur onder of boven de normwaarde van 37 graden komt.

Slide 11 - Tekstslide

Pijnreceptoren
Reageren als de prikkels extreem worden/zijn zoals hitte.

Kan ook reageren op chemische
verbindingen bij beschadiging of
ontsteking van weefsel.

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

Lichtreceptoren
  • Liggen in het netvlies

  • Reageren op contrasten
    (staafjes) --> lage drempel

  • Reageren op kleuren
    (kegeltjes) --> hoge drempel
Het oog wordt uitgebreid behandeld in basisstof 2

Slide 14 - Tekstslide

Prikkeldrempel
Een impuls ontstaat: 
alleen als de prikkel de drempelwaarde overschrijdt.

De prikkel moet daarom : 
- de juiste zijn 
(adequate prikkel), 
- sterk genoeg zijn.


Slide 15 - Tekstslide

Adequate prikkel 
De prikkeldrempel van geluid is laag voor de mechanische receptoren in het slakkenhuis.
Geluid is de adequate prikkel voor deze receptoren.

Als je dicht bij een bas staat dan voel je de trillingen ook door je lijf
De prikkeldrempel van de mechanische receptoren in de huid voor geluidsgolven ligt veel hoger. Dit is een niet-adequate prikkel

Slide 16 - Tekstslide

Gewenning / adaptatie
Ontstaat bij regelmatige blootstelling aan een prikkel.
bijv. kleding dragen.

De zintuigcellen geven de prikkel nog wel door maar worden steeds minder gevoelig voor de prikkel, de impulsfrequentie neemt af.
Ook de hersenen reageren niet meer altijd op de impulsen

Slide 17 - Tekstslide

Een sterkere prikkel leidt tot
A
verhoging impulssterkte
B
verhoging impulsfrequentie
C
antwoord A en B beide

Slide 18 - Quizvraag

We kunnen harde en zachte geluiden van dezelfde toonhoogte van elkaar onderscheiden. Dit zou kunnen komen doordat
A
de geleidingssnelheid voor harde en zachte geluiden verschillend is
B
de impulsen van beide oren niet gelijktijdig de hersenen bereiken
C
de sterkte van de impulsen in de gehoorzenuwen kan variëren
D
de impulsfrequentie in de gehoorzenuwen kan variëren

Slide 19 - Quizvraag

Je springt in een zwembad met koud water. Na een tijdje voel je niet meer dat het koud is, hoe komt dit?
A
Dit komt door adaptatie, de impulsfrequentie neemt af
B
De prikkeldrempel wordt lager
C
De prikkeldrempel wordt hoger
D
A en C zijn beide juist

Slide 20 - Quizvraag

Meten de drukzintuigen in de wand van de blaas een interne of een externe prikkel?
A
Interne prikkel
B
externe prikkel

Slide 21 - Quizvraag

Maakt een zintuigcel neurotransmitter aan?
A
ja
B
nee

Slide 22 - Quizvraag

Wie heeft de hoogste drempelwaarde voor geluid?
A
Mens
B
Hond

Slide 23 - Quizvraag

Lichtreceptoren kunnen ook impulsen versturen bij druk. Druk maar eens op je oog. Is de prikkeldrempel voor niet-adequate prikkels hoger of lager?
A
Hoger
B
Lager

Slide 24 - Quizvraag

Aan de slag
Wie?             Met degene naast je of alleen
Hoe?            Met gematigde stem
Tijd?             +- 10 min
Vragen?      Probeer er eerst samen uit te komen, dan vinger
Uitkomst?  Bespreken (donderdag)
Wat?             Maken opdracht 1, 2, 4 & 5 
Klaar?           Begin met een eigen begrippenlijst van Basisstof 2 

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Video