Thema 1 Les 0 Oriëntatie op het thema

• Nederlands
• Praktijkonderwijs
• Leerjaar 4

Thema 1 Les 1 Oriëntatie op het thema.

              Startklaar

• Op je plek zitten 
• Telefoon in het Zakkie 
  
• Jas over de stoel, oortjes in de tas, tas op de grond
• Schoolspullen op tafel: Boek, Chromebook, JdW-map, etui 

1. Startklaar

Bij de start van iedere les verwelkomt de docent de leerlingen bij de ingang van de deur, noemt leerlingen bij naam, maakt oogcontact en besteedt aandacht aan hun welbevinden. De docent geeft het goede voorbeeld en spreekt hoge verwachtingen uit voor het verloop van de les door succescriteria op gewenst gedrag, schooltaal en effectief leren te benoemen. De leerlingen zijn startklaar: ingelogd in LessonUp, telefoons opgeborgen in het Zakkie, en JdW-map op tafel.

JdW-kijkwijzer

Lesopbouw:

1. Vooraf:
   Startklaar, Voorkennis activeren, Formatief Handelen
   
   
2. Instructie:
   Leerdoelgericht werken, Inclusieve didactiek, Concrete en herkenbare voorbeelden, Formatief Handelen
   
   
3. Toepassing:
   Actieve verwerking, Formatief handelen 
   
   
4. Evaluatie:
   Afsluiting

Inhoud van de les

Inleiding

Voorkennis activeren

Instructie / Theorie

Aan de slag

Afsluiting

Exit ticket

Welke vervoersmiddelen ken je?

Upload een foto waarbij jij gebruik maakt van vervoer.

Wat kies jij?

fiets

openbaar vervoer

Wat kies jij?

Google Maps/9292ov

papieren landkaart

Wat kies jij?

rijbewijs halen

gratis ov-kaart gebruiken

Wat kies jij?

elektrische auto

auto op benzine

Wat kies jij?

scooter

racefiets

Wat kies jij?

de weg vragen

de weg zelf zoeken

Leerdoelen

Aan het einde van de les ken ik...

• de meestvoorkomende begrippen in het thema Vervoer.

Aan het einde van de les:

weet ik hoe ik met het openbaar vervoer zelfstandig kan       reizen.

• mijn eigen taalvaardigheden inschatten in het thema Vervoer.
• kan ik verschillende vervoersmiddelen benoemen 
• en kan ik ten minste drie werkwoorden passend bij het thema vervoer (zoals ‘rijden’, ‘vliegen’, ‘lopen’) in een eenvoudige zin gebruiken.

Leerdoelgericht werken: 

Voor iedere leerling is duidelijk waar er aan gewerkt gaat worden. Docenten geven vanuit deze leerdoelen vorm aan

de inhoud van hun lessen. Om dit voor leerlingen behapbaar te houden wordt alleen het hoognodige aangeboden. Iedere les worden de beoogde leerdoelen kenbaar gemaakt en

worden onderwijsactiviteiten ingezet die moeten leiden tot het beoogde leerdoel. Hierbij wordt gericht ingezet op succeservaringen. Leerdoelen worden vanuit hoge positieve verwachtingen van alle leerlingen geformuleerd en zetten in op succeservaringen. 

Met welk vervoersmiddel kom jij naar school?

Combineer het vervoersmiddel met de juiste naam.

bus

fiets

tram

scooter

Randstad-
rail

Theorie

De taken zijn onderverdeeld in 5 taalvaardigheden:

lezen        een tekst begrijpend lezen

luisteren  informatie horen en begrijpen

schrijven  een e-mail of brief schrijven of typen

spreken    een presentatie houden

gesprekken voeren = praten met iemand anders

Theorie

Je docent legt uit waar het thema over gaat en wat je precies moet doen.

Je oefent nu met de vaardigheid 'Luisteren'.

Iemand vraagt jou de weg en jij legt uit hoe diegene bij zijn bestemming aankomt.

Je oefent nu met de vaardigheid 'Gesprekken voeren'.

Je geeft een presentatie aan een groep nieuwkomers in Nederland. Je vertelt hoe ze met het openbaar vervoer kunnen reizen.
Welke vaardigheid gebruik je?

1. luisteren
2. gesprekken voeren
3. spreken
4. schrijven

Je maakt een artikel voor de schoolkrant. Het gaat over veiligheid in het verkeer.

Welke vaardigheid gebruik je?

1. luisteren
2. gesprekken voeren
3. spreken
4. schrijven

Je staat bij de tramhalte en kijkt op het bord hoe laat jouw tram gaat.

Welke vaardigheid gebruik je?

1. lezen
2. gesprekken voeren
3. spreken
4. schrijven

In tram 3 roept de trambestuurder om dat er een omleiding is.

Welke vaardigheid gebruik je?

1. lezen
2. gesprekken voeren
3. spreken
4. luisteren

Je vriend krijgt een boete vanwege zwartrijden. Jij vindt dit terecht, want jij betaalt voor je reis. Hij is het niet met je eens. Er ontstaat een discussie.
Welke vaardigheid gebruik je?

1. lezen
2. gesprekken voeren
3. spreken
4. luisteren

Aan de slag

Bekijk de opdrachten.....................

Lees de informatie bij .................

Je gaat verschillende dingen leren die te maken hebben met lezen, luisteren, schrijven, spreken en gesprekken voeren.

Schat voor jezelf in: Welke onderdelen vind je makkelijk, welke moeilijk?

Aan de slag (2)

Loop met je boek door de klas.

Als de muziek stopt, zoek je degene op die het dichtst bij jou is.

Vertel elkaar 1 onderdeel dat je moeilijk lijkt, en 1 onderdeel dat je makkelijk lijkt. Loop verder als de muziek verdergaat.

Welke vaardigheid beheers jij het beste denk je?

lezen

luisteren

spreken

gesprekken voeren

schrijven

Welke vaardigheid moet jij het meest oefenen, denk je?

lezen

luisteren

spreken

gesprekken voeren

schrijven

Hoe kijk je naar de komende lessen voor dit vak?

😒🙁😐🙂😃