Trede 3 - Herhaling

Aujourd'hui
Herhaling: ontkenning
Film afkijken
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
frMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Aujourd'hui
Herhaling: ontkenning
Film afkijken

Slide 1 - Tekstslide

Aujourd'hui
Herhaling:
- werkwoorden
- les nombres 1 - 20
- voorstellen

Slide 2 - Tekstslide

De ontkenning
In het Frans bestaat de ontkenning uit 2 woorden:
ne ... pas

op de ... staat de persoonsvorm (werkwoord)

Slide 3 - Tekstslide


De ontkenning

Slide 4 - Tekstslide

Ontkenning
  1. Nous aimons les bonbons
  2. Je vais à l'école
  3. Il est sympa
  4. Marc est grand
  5. Ma soeur a 12 ans

Slide 5 - Tekstslide

Jeu de verbes
1
je / j'
avoir
2
tu
être
3
elle
aimer
4
nous
avoir
5
vous
être
6
ils
habiter

Slide 6 - Tekstslide

Tu (avoir)
A
Tu a
B
Tu as
C
Tu e
D
Tu es

Slide 7 - Quizvraag

Nous (avoir)
A
Nous avez
B
Nous avons
C
Nous avoirt
D
Nous ont

Slide 8 - Quizvraag

Ils (avoir)

Slide 9 - Open vraag

Tu (jouer) au foot
A
joue
B
joues
C
jouons
D
jouez

Slide 10 - Quizvraag

Vous (parler) français?
A
parle
B
parles
C
parlons
D
parlez

Slide 11 - Quizvraag

Marc (habiter) à Paris.

Slide 12 - Open vraag

J'(aimer) les fruits.

Slide 13 - Open vraag

Slide 14 - Tekstslide

elle joue au basket

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

ils jouent au hockey

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

il joue du piano

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Video

Aujourd'hui
Trede 3:
- regelmatige werkwoorden: werkwoorden op -er

Slide 21 - Tekstslide

Werkwoorden
 op -er
De meeste werkwoorden eindigen in het Frans op -er.

Deze werkwoorden kun je allemaal op dezelfde manier vervoegen.


Slide 22 - Tekstslide

Werkwoorden op -er gebruiken
Stap 1: haal -er weg.


Slide 23 - Tekstslide

Werkwoorden op -er gebruiken
Stap 1: haal -er weg.

Je houdt dan de stam van het werkwoord over.


Slide 24 - Tekstslide

Werkwoorden op -er gebruiken
Stap 1: haal -er weg.

Je houdt dan de stam van het werkwoord over.

Stap 2: Achter de stam komt een uitgang.
Elke persoon heeft zijn eigen uitgang.

Slide 25 - Tekstslide

Werkwoorden op -er gebruiken
Stap 2: de uitgangen:
je                            + e
tu                           + es
il / elle / on         + e
nous                     + ons
vous                      + ez
ils / elles              + ent

Slide 26 - Tekstslide

Werkwoorden op -er gebruiken
Stap 2: de uitgangen:
je                            + e
tu                           + es
il / elle / on         + e
nous                     + ons
vous                      + ez
ils / elles              + ent
voorbeeld: donner (geven)

je donne
tu donnes
il / elle / on donne
nous donnons
vous donnez
ils / elles donnent

Slide 27 - Tekstslide

Speeddate

Slide 28 - Tekstslide

Speeddate
  1. Comment tu t'appelles?
  2. Tu as quel âge?
  3. Tu habites où?
  4. Quel est ton hobby?
  5. Tu joues au foot?
  6. Qu'est-ce que tu n'aimes pas

Slide 29 - Tekstslide