Thema 5, week 1 Les 2 stoffelijk bijvoeglijk naamwoord

Hoe schrijf je het bijvoeglijk naamwoord?
1 / 25
volgende
Slide 1: Open vraag
NederlandsMiddelbare schoolvmbo, mavoLeerjaar 1

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Hoe schrijf je het bijvoeglijk naamwoord?

Slide 1 - Open vraag

Hoe schrijf je het bijvoeglijk naamwoord?

Slide 2 - Open vraag

Hoe schrijf je het bijvoeglijk naamwoord?

Slide 3 - Open vraag

Hoe schrijf je het bijvoeglijk naamwoord?

Slide 4 - Open vraag

lesdoel
Ik weet wat een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord is en ik weet hoe ik deze moet schrijven.

Slide 5 - Tekstslide

BIJVOEGLIJK NAAMWOORD

- vertelt meer over een zelfstandig naamwoord

- staat in de buurt van een zelfstandig naamwoord


- het spannende boek

- een spannend boek'

- het boek is spannend

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

STOFFELIJK

BIJVOEGLIJK NAAMWOORD


- het gouden horloge

- een papieren tas

de zijden bloemen

- de houten tafel


Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide


hout

Slide 10 - Open vraag


rubber

Slide 11 - Open vraag


plastic

Slide 12 - Open vraag

Wat is een voorbeeld van een bijvoeglijk naamwoord?
A
Blonde
B
Man
C
Paard
D
De

Slide 13 - Quizvraag

Een bijvoeglijk naamwoord staat in de buurt van een zelfstandig naamwoord.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 14 - Quizvraag

De slimme leerling snapt het niet.
Welk woord is het bijvoeglijk naamwoord?
A
de
B
leerling
C
snapt
D
slimme

Slide 15 - Quizvraag

De rode jas hangt nog aan de kapstok. Het bijvoeglijk naamwoord is:
A
jas
B
rode
C
kapstok
D
hangt

Slide 16 - Quizvraag

Wat is het bijvoeglijk naamwoord in de zin?

'Morgen komt mijn lieve vakantievriendin eindelijk logeren.'
A
morgen
B
lieve
C
eindelijk
D
er staat geen bijvoeglijk naamwoord in de zin

Slide 17 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?
A
grote
B
plastic
C
kleurige
D
koude

Slide 18 - Quizvraag

In welke zin staat een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?
A
De aardige jongen lacht om haar grapjes.
B
Dat is de normaalste zaak van de wereld.
C
Morgen wordt het een mooie dag.
D
Die houten stoel lijkt me niet zo stevig!

Slide 19 - Quizvraag

Wat is een bijvoeglijk naamwoord?
A
Zegt iets over de persoonsvorm
B
De, het, een
C
Hetzelfde als een voorzetsel
D
Zegt iets over het zelfstandig naamwoord

Slide 20 - Quizvraag

Welk woord in deze zin is een bijvoeglijk naamwoord?
Zij heeft dit weekend veel leuke films gekeken.

Slide 21 - Open vraag

Maak een zin met een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord

Slide 22 - Open vraag

Aan de slag
Thema 5, week 1, Les 2

oefendictee

OPGAVE 1g

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Link

Slide 25 - Tekstslide