H3: W.10 Einführung Kapitel 13

Heute
  • Herhaling ontleden 1e, 3e en 4e naamval
  • Herhaling voorzetsels 3e naamval 
Wechselunterricht 2021
Herzlich Willkommen! 
Camera aan en microfoon gedempt! :)

1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2,3

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Heute
  • Herhaling ontleden 1e, 3e en 4e naamval
  • Herhaling voorzetsels 3e naamval 
Wechselunterricht 2021
Herzlich Willkommen! 
Camera aan en microfoon gedempt! :)

Slide 1 - Tekstslide

Heute
  • Herhaling ontleden 1e, 3e en 4e naamval
  • Herhaling voorzetsels 3e naamval 
Wat moet je uit het hoofd leren?
Kapitel 10:
Keuzevoorzetsels met de 3e of 4e naamval.
Persoonlijke voornaamwoorden in de 1e, 3e en 4e naamval.
Kapitel 11:
Sterke werkwoorden met een 'e' in de stam.
Sterke werkwoorden met een 'a' in de stam.
Kapitel 12:
Het bijvoeglijk naamwoord na een woord uit de der-groep.
Het bijvoeglijk naamwoord na een woord uit de ein-groep.

Slide 2 - Tekstslide

Heute
  • Herhaling ontleden 1e, 3e en 4e naamval
  • Herhaling voorzetsels 3e naamval 
  1. Wisst ihr es noch...?
  2. Unterrichtsziele durchnehmen
  3. Landeskunde Aufgaben kontrollieren
  4. Weiter üben


             


Während der Unterrichtsstunde:
Wiederholung

Slide 3 - Tekstslide

Heute
  • Herhaling ontleden 1e, 3e en 4e naamval
  • Herhaling voorzetsels 3e naamval 
Schreibecke
Übersetze ohne Buch ins Deutsche.
[1] Je hebt ook nog een goede versterker nodig.
[2] Iedereen was hartstikke enthousiast. 
[3] Ik draai wel eens voor vrienden.
[4] Ik mag nu vaker op schoolfeesten draaien!
[5] Soms moet je improviseren.

Slide 4 - Tekstslide

Heute
  • Herhaling ontleden 1e, 3e en 4e naamval
  • Herhaling voorzetsels 3e naamval 
Unterrichtsziele:
  • Ihr könnt die Schreibecke ins Deutsche übersetzen.
  • Ihr könnt über die wichtigsten Themen sprechen, die mit sozialen Medien zu tun haben.

Slide 5 - Tekstslide

Kapitel 13: Landeskunde
Wir nehmen die Aufgaben durch. 
Ihr arbeitet auf jeden fall 10 Minuten in ruhe an die Aufgaben.
Macht die Aufgaben Einleitung, 1.1, 2.1, 3.1

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Wanneer gebruik je het voorzetsel am?
A
tijdstip
B
seizoenen en maanden
C
dagdelen dag van de week datum

Slide 8 - Quizvraag

Wanneer gebruik je het voorzetsel um?
A
tijdstip
B
dagdelen dag van de week datum
C
tijdsduur

Slide 9 - Quizvraag

Wanneer gebruik je het voorzetsel von...bis?
A
tijdsduur
B
dagdelen dag van de week datum
C
tijdstip
D
maanden en seizoenen

Slide 10 - Quizvraag

H3 - Landeskunde
Mache Aufgabe 17.1 S. 77.
  • Lies den Text selbstständig durch. Beantworte danach die Fragen.
  • Ihr braucht diese Aufgabe für die Prüfung. 

Ihr habt 10 Minuten um die Aufgabe zu machen.
Danach kontrollieren wir sie. 
timer
10:00
TIP: Hast du H4 und H5 auf S. 126 schon erledigt?
Du kannst es bei mir kontrollieren lassen.

Slide 11 - Tekstslide

A3 - Landeskunde
Mache Aufgabe 17.1 S. 89.
  • Lies den Text selbstständig durch. Beantworte danach die Fragen.
  • Ihr braucht diese Aufgabe für die Prüfung. 

Ihr habt 10 Minuten um die Aufgabe zu machen.
Danach kontrollieren wir sie. 
timer
10:00
TIP: Hast du W2 und W5 schon erledigt?
Du kannst es bei mir kontrollieren lassen.

Slide 12 - Tekstslide

H3 - Wiederholung K. 11
Mache Aufgabe 17.4 und 17.5 auf S. 80.
17.5 macht ihr alleine. Schreibe bitte die Fragen und Antworten in deinem Heft.

Ihr habt 10 Minuten um die Aufgabe zu machen.
Danach kontrollieren wir sie. 
timer
10:00
TIP: mach danach Aufgabe 17.6 auf S. 81.
Du kannst es bei mir kontrollieren lassen.

Slide 13 - Tekstslide

H3 - Schreibecke 
Mache Aufgabe 16.1 und 16.2 auf S. 75-76.
16.2 macht ihr in Word. Reich deinen Brief auf It's Learning ein.

Ihr habt 15 Minuten um die Aufgabe zu machen.
Danach kontrollieren wir sie. 
timer
15:00
TIP: 

Slide 14 - Tekstslide

Tschüs-Ticket!
  • De drie leerdoelen van vandaag.
  • Al gehaald tijdens les?
  • Nee, wat moet je thuis nog doen of ze wel te halen?

Slide 15 - Tekstslide

Je kent de regels van de (keuze)voorzetsels en kan dit in een lopende zin in het Duits toepassen.
A
Ja, weiß ich!
B
Nein, noch nicht.
C
Total nicht, ich muss hart arbeiten!

Slide 16 - Quizvraag

Je kent het persoonlijk voornaamwoord in het Duits en kunt dit in een lopende zin in het Duits toepassen.
A
Ja, weiß ich!
B
Nein, noch nicht.
C
Total nicht, ich muss hart arbeiten!

Slide 17 - Quizvraag

Je hebt kennis of land en cultuur en kunt hier vragen over beantwoorden.
A
Ja, weiß ich!
B
Nein, noch nicht.
C
Total nicht, ich muss hart arbeiten!

Slide 18 - Quizvraag