Een tekst waarbij de schrijver zijn (lezers)publiek wil overtuigen.
1 / 12
volgende
Slide 1: Open vraag
NederlandsMBOStudiejaar 1
In deze les zitten 12 slides, met interactieve quiz en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Wat is een betoog?
Een tekst waarbij de schrijver zijn (lezers)publiek wil overtuigen.
Slide 1 - Open vraag
Leerdoelen
Je leert wat een betoog is.
Je leert wat een goede opbouw is van een betoog.
Je leert de begrippen standpunt, argument, tegenargument en weerlegging.
Je leert een betoog schrijven.
Slide 2 - Tekstslide
Opbouw van een betoog
- Besteed tijd aan je titel! Verzin deze op het allerlaatst.
Inleiding met stelling =? neem een standpunt in
Kern met argumentatie - Twee argumenten voor - Argument tegen - Weerlegging van het tegenargument
Slot
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Titel
Zorg ervoor dat de titel aanspreekt, nieuwsgierig maakt en aansluit bij de tekst.
Daarom is het vaak makkelijker om je titel pas aan het eind te verzinnen!
Slide 6 - Tekstslide
INLEIDING - hoe begin je?
- Stel een of meer directe vragen / retorische vraag
- Uitdagende openingszin
- Aanleiding voor het betoog (actualiteit)
- Anekdote
- Persoonlijke ervaring
- Definitie of omschrijving: introductie van het onderwerp
- Eindigen met je stelling
Begin hier niet direct mee.
Start eerst met de kern, dan de inleiding en uiteindelijk het slot.
Slide 7 - Tekstslide
Wat zet je nietin de inleiding
- Argumenten
- Termen uit de theorie over het betoog (stelling, betoog)
- Algemene opmerkingen: 'zoals iedereen weet...'
- Beginnen met 'ik' doe je NOOIT
Slide 8 - Tekstslide
SLOT
Herhaling van de stelling
Samenvatting (kortom, zoals we zagen, zoals is gebleken)
Conclusie (al met al, dus, derhalve, daarom, concluderend, hieruit volgt)
Aanbeveling of advies (de oplossing zou zijn als, mijn advies is)
Toekomstverwachting
Je mag ook een combinatie maken!
Niet: enkel de samenvatting van de argumentatie
Slide 9 - Tekstslide
SLOT (vervolg)
Je kunt kiezen voor een 'uitsmijter' als laatste zin, zodat jouw tekst beter blijft hangen bij de lezer. Doe dit alleen als je zin ook echt geschikt is, dus ergens op slaat!
Slide 10 - Tekstslide
MIDDENSTUK
Verdeel het in drie alinea's (ongeveer gelijke lengte)
Per alinea één argument (2X) (incl. toelichting en voorbeeld
Eén tegenargument + weerlegging
Licht elk argument toe met voorbeelden, onderzoeksresultaten, citaten van deskundigen, etc.. Haal dit uit de brontekst die bij het examen wordt meegeleverd.
Slide 11 - Tekstslide
Weerlegging
Een argument dat laat zien dat een argument zwak of onwaar is noemen we een weerlegging.
Voorbeeld:
Het is fijn dat de aarde opwarmt, want dan kunnen we in ons eigen land lekker veel zonnen (argument voor). Maar de kans dat je huidkanker krijgt, wordt daardoor wel een stuk groter (argument tegen). Als je je echter genoeg insmeert met zonnebrandolie en niet te lang in de zon blijft, is er niets aan de hand (weerlegging).