thema 2, 2.1 Man + 2.2 Vrouw

Welkom!
Deze les gaat over 
het voortplantingstelsel van de man en de vrouw

1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Welkom!
Deze les gaat over 
het voortplantingstelsel van de man en de vrouw

Slide 1 - Tekstslide

Aan het eind van deze les:
- Ken je de onderdelen van het voortplantingstelsel
- Kun je de functies van de verschillende onderdelen vertellen.

Slide 2 - Tekstslide

Noem een onderdeel van het voortplantingsstelsel van de man.
Schrijf er de functie bij.
(Niet: "penis")

Slide 3 - Woordweb

Opdracht 
Bekijk de volgende dia.
Oefen de namen en functies door op de "+" te klikken.

Slide 4 - Tekstslide

Inwendige geslachtsorganen
Urineblaas
In de urineblaas bevind zich urine. De urine verlaat de blaas via de urinebuis. 
Penis (eikel en voorhuid)
De penis is het meest herkenbare gedeelte van het mannelijk voortplantingsorgaan. De penis bestaat uit zwellichamen. Het lange gedeelte van de penis heeft geen specefieke naam. 
Het bovenste puntje noemen we de eikel, om de eikel heen bevind zich de voorhuid. De voorhuid is een velletje die de eikel beschermt. Tijdens een erectie trekt de voorhuid zich terug en wordt de eikel zichtbaar. 
De eikel is het gevoeligste gedeelte van de penis en speelt een grote rol bij seksualiteit.
Zaadleider
Vanuit de bijbal loopt er een buisje verder wat ook wel de zaadleider wordt genoemd, die vervolgens naar de lies en met een grote bocht richting de prostaat gaat. De zaadleider verbindt de bijbal met de urinebuis. Achter de prostaat komt de zaadleider samen met de afvoer van zaadblaasjes.  
Hoewel de urinebuis ook urine loost, is er een klep die de uitstroom van sperma en urine regelt. Tijdens de ejaculatie (klaarkomen) stroomt het sperma door de urinebuis uit de penis. Dit betekend dan ook dat er op dat moment geen urine vrij kan komen. Je kan dus nooit tegelijkertijd plassen en klaarkomen
Prostaat
De functie van de prostaat is het vervoer van zaadcellen bij het klaarkomen. Bij het klaarkomen worden de zaadcellen naar de prostaat gepompt. Daar worden ze vermengd met het prostaatvocht.
Zaadblaasje
Achter de prostaat komt de zaadleider samen met de afvoer van zaadblaasjes. Zaadblaasjes zijn klieren die spermavocht produceren. Dit vocht komt in de prostaat samen met de zaadcellen. 
Bijballen
Een man heeft dus twee zaadballen en twee bijballen. Zo'n bijbal bestaat uit een grote groep van zeer kleine buisjes en ligt als een soort kapje op de zaadbal. De zaadcellen worden opgeslagen in de bijballen.
Teelballen
Je teelbal heeft twee duidelijke functies:
Het produceren van spermacellen voor de voortplanting.
Het produceren van het mannelijke hormoon testosteron.
Balzak
De balzak is een huidplooi waarin de teelballen liggen
Zwellichamen
Een zwellichaam is een sponsachtige groep spiercellen die zich kunnen vullen met bloed. Wanneer de bloedtoevoer veel wordt zwelt het orgaan zich op. (In dit geval de penis)
Urinebuis
De urinebuis is een lange buis vanuit de urineblaas tot het uiterste puntje van de penis. Bij de prostaat kan er in de urinebuis sperma worden toegevoegd. Let op! Urine en sperma kunnen nooit tegelijk door de buis heen lopen

Slide 5 - Tekstslide

Waarvoor dienen de bijballen bij de man?
A
de bijballen slaan zaadcellen op.
B
de bijballen vervoeren zaadcellen
C
de bijballen maken sperma
D
de bijballen maken zaadcellen

Slide 6 - Quizvraag

Welk orgaan heeft als
functie productie
van zaadcellen?
A
Teelballen
B
Bijballen
C
Prostaat
D
Zaadblaasje

Slide 7 - Quizvraag

Funcies en kenmerken
leguit en controleer!
Teelbal: begint te werken als een jongen ongeveer 13 jaar is.
Ze liggen in de balzak.
8
Teelbal: 
Produceert elke dag miljoenen zaadcellen (spermacellen). Dit zijn de mannelijke geslachtscellen. 
8
Bijballen (liggen in de balzak)
De zaadcellen worden hier tijdelijk opgeslagen.
Balzak.
De temperatuur is iets lager dan de temperatuur in de buikholte. Dat is gunstig voor de ontwikkeling van de zaadcellen.
9
Spermacel. Deze heeft een zweepstaart waarmee hij zich kan voortbewegen. Een man kan tot op hoge leeftijd zaadcellen produceren 
Zaadleiders. Deze vervoeren de zaadcellen. 
Bij de prostaat komen ze uit in de urinebuis.
7
Prostaat. Samen met de zaadblaasjes voegt de prostaat vocht toe aan de zaadcellen. Dat vocht bevat voedingsstoffen voor de zaadcellen.
Vocht + zaadcellen = sperma
6

Slide 8 - Tekstslide

Sleep de namen op de juiste plek
Blaas
penis
balzak
zaadblaasje
prostaat
zaadleider

Slide 9 - Sleepvraag

De penis van de man wordt stijf door een bot.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 10 - Quizvraag

Welke orgaantje voegt vocht en voedingstoffen toe aan de zaadcellen
A
Zaadblaasjes
B
Bijballen
C
Prostaat
D
Urinebuis

Slide 11 - Quizvraag

Waaruit bestaat sperma?
A
uit zaadcellen
B
uit zaadvocht
C
uit zaadcellen en zaadvocht
D
uit zaadcellen en urine

Slide 12 - Quizvraag

wat is de juiste volgorde van zaadcellen?
A
teelbal, bijbal zaadleider
B
bijbal, zaadleider
C
zaadleider, teelbal, bijbal
D
teelbal, zaadleider, bijbal

Slide 13 - Quizvraag

Waarom is het beter dat de teelballen zich niet in de buikholte bevinden, maar in de balzak die buiten het lichaam hangt?
A
Omdat dan meer zuurstof via de huid bij de teelballen kan komen.
B
Omdat de teelballen anders te dicht bij de blaas liggen, waar het zuurder is.
C
Omdat de temperatuur in de balzak iets lager is dan in het lichaam

Slide 14 - Quizvraag

Vandaag:
Leerdoel: Aan het einde van de les ken je de onderdelen van de het voortplantingsstelsel van de vrouw + functie

Planning:
  • Uitleg 20 minuten
  • Daarna maken blz. 78 t/m 89 (= huiswerk): 20 min

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Wat is nummer 3?
A
Baarmoeder
B
Eileider
C
Vagina
D
Eierstok

Slide 17 - Quizvraag

Wat is nummer 2?
A
eierstok
B
Ovulatie
C
eileider
D
baarmoeder

Slide 18 - Quizvraag

Wat is de functie van eierstokken?
A
Ze vervoeren eicellen
B
Ze maken eicellen
C
Ze vervoeren zaadcellen
D
Ze maken zaadcellen

Slide 19 - Quizvraag

Wat is de functie van de eileider
A
De eileiders maken eicellen
B
De eileiders vervoeren eicellen naar de baarmoeder
C
In de eileiders groeit een embryo

Slide 20 - Quizvraag

eierstokken
De eileider
de baarmoeder
maagdenvlies
clitoris
Hier worden de eicellen gemaakt
Vervoert rijpe eicel richting baarmoeder
Hierin groeit het ongeboren kindje
randje slijmvlies aan begin van vagina
Gevoelig voor seksuele prikkels

Slide 21 - Sleepvraag

Een ander woord voor de EISPRONG
A
Ovulatie
B
Menstruatie

Slide 22 - Quizvraag

Na de eisprong/ovulatie gebeurt er het volgende met het follikel (vochtblaasje)...
A
Wordt het gele lichaam
B
Gaat dood
C
Niets
D
Vormt de placenta

Slide 23 - Quizvraag

In welk deel van het voortplantingsstelsel van een vrouw komt het maagdenvlies voor?
A
In de baarmoeder
B
In de grote schaamlippen
C
In de vagina
D
In de kleine schaamlippen

Slide 24 - Quizvraag

ovulatie/eisprong

Slide 25 - Tekstslide

Welke geslachtscel heeft een staart?
A
een eicel
B
een zaadcel

Slide 26 - Quizvraag

Hoeveel chromosomen komen voor in een geslachtscel van een mens?
A
eicel 23 zaadcel 23
B
eicel 46 zaadcel 46
C
eicel 23 zaadcel 46
D
eicel 46 zaadcel 23

Slide 27 - Quizvraag

Een zaadcel is groter dan een eicel
A
Juist
B
Onjuist

Slide 28 - Quizvraag

Slide 29 - Video

Einde
Lezen en maken blz. 80 t/m 89
basisstof 1 en 2 alle vragen

Slide 30 - Tekstslide