Hoofdstuk 15.8

Hoofdstuk 15.8
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
BOAMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 23 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 15.8

Slide 1 - Tekstslide

STRAFBEPALING
EEN STRAFBEPALING BESTAAT UIT:
  1. Norm
  2. Kwalificatie
  3. Sanctie

Slide 2 - Tekstslide

NORM
Is de omschrijving van het delict: Wat is de verboden gedraging
De norm bestaat uit 1 of meer bestanddelen

Alle bestanddelen uit de norm moeten voltooid zijn om de verdachte als dader of medeplichtige te kunnen straffen

Slide 3 - Tekstslide

NORM

Art. 310 Wetboek van Strafrecht

Hij die enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort wegneemt, met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, wordt als schuldig aan diefstal, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vierde categorie 

Slide 4 - Tekstslide

Bestanddelen
Art. 310 Wetboek van Strafrecht ( norm)
Hij die enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort wegneemt, met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen

Wat zijn de bestanddelen?
  • Enig goed
  • Dat geheel of gedeeltelijk
  • Met het oogmerk (=bedoeing)
  • Wederrechtelijk (=je hebt het recht niet/toestemming)
  • Toe te eigenen

Slide 5 - Tekstslide

KWALIFICATIE
Is de naam van het artikel/delict: Hoe noemen we het SF

De kwalificatie staat niet altijd in het artikel meestal wel

Slide 6 - Tekstslide

KWALIFICATIE
Art. 310 Wetboek van Strafrecht

Hij die enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort wegneemt, met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, wordt als schuldig aan diefstal, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vierde categorie 

Slide 7 - Tekstslide

SANCTIE
De maximale straf die je voor dat feit kan krijgen

Ten hoogste .... jaren gevangenisstraf
Ten hoogste een geldboete van ...

De rechter bepaalt zelf de straf maar hij mag nooit een straf boven het maximum opleggen!

Slide 8 - Tekstslide

SANCTIE
Art. 310 Wetboek van Strafrecht

Hij die enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort wegneemt, met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, wordt als schuldig aan diefstal, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vierde categorie 

Slide 9 - Tekstslide

VOORWAARDEN VOOR DE STRAFBAARHEID
  1. Het feit moet strafbaar zijn gesteld (legaliteitsbeginsel)
  2. Alle bestanddelen uit de norm moeten voltooid zijn
  3. Het feit moet wederrechtelijk gepleegd zijn
  4. Er moet sprake zijn van (enige) schuld
Wederrechtelijk =
  • In strijd met het recht
  • Zonder daartoe het recht hebben of
  • Zonder toestemming het hebben

Slide 10 - Tekstslide

AANGIFTE EN KLACHT
Het OM kan de meeste strafbare feiten op eigen initiatief vervolgen. Het maakt niet uit of er wel of gaan aangifte is gedaan door het slachtoffer. 
We noemen dit feiten die "ambtshalve vervolgbaar "zijn.

Bij een aantal delicten kan het OM alleen maar vervolgen als er door het slachtoffer een klacht is gedaan. Het slachtoffer verzoek het OM nadrukkelijk om de dader te vervolgen. We noemen dit een "klachtdelict"

Slide 11 - Tekstslide

AANGIFTE EN KLACHT
Aangifte= melding dat er een strafbaar feit is gepleegd

IEDEREEN die kennis draagt van een strafbaar feit kan aangifte doen. Je hoeft NIET zelf het slachtoffer te zijn!

Klacht = aangifte met het nadrukkelijke verzoek om de dader(s) te vervolgen

ALLEEN het slachtoffer kan een klacht doen! Zonder klacht, geen vervolging.

Slide 12 - Tekstslide

2 SOORTEN KLACHTDELICTEN

1) Absoluut klachtdelict
Deze delicten zijn altijd een klachtdelict.
Denk aan belediging, belaging (stalking) en afdreiging (chantage)
De relatie tussen de verdachte en het slachtoffer is dus NIET van belang!

Slide 13 - Tekstslide

2 SOORTEN KLACHTDELICTEN
2) Relatief klachtdelict
Deze delicten zijn alleen een klachtdelict als ze binnen een bepaalde familierelatie worden gepleegd.

Familierelatie: Partner OF bloed- of aanverwanten in de rechte lijn OF bloed- en aanverwanten tot en met de 2e graad in de zijlijn ( zie volgende dia)

Denk aan vernieling, bedrog, verduistering en diefstal.

Als een familierelatie er niet is, zijn deze delicten gewoon ambtshalve vervolgbaar

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

AANGIFTE EN KLACHT
Een klacht kan alleen door het slachtoffer gedaan worden
Een aangifte kan iedereen doen die kennis draagt van een strafbaar feit

Als de benadeelde jonger is dan 15 moeten de ouders/voogd de klacht doen
Bij de aangifte geldt GEEN leeftijdsgrens

OvJ of HOvJ moeten de klacht in ontvangst nemen (mede ondertekenen)
Een aangifte kan door iedere bevoegde opsporingsambtenaar worden opgenomen

Intrekken van een klacht kan tot 8 dagen van indienen
Een aangifte kan NIET worden ingetrokken

Slide 16 - Tekstslide

OPNEMEN AANGIFTE
Alleen bij een bevoegd opsporingsambtenaar
Deze is verplicht om de aangifte op te nemen
Ieder die kennis draagt van een strafbaar feit kan daarvan aangifte doen
Je kan ook iemand machtigen om namens jou aangifte te doen
Geen leeftijdsgrens of ander criterium 
Redelijk vermoeden is voldoende
Kan alleen van een strafbaar feit
Intrekken kan niet ( ambtshalve vervolgbaar)

Slide 17 - Tekstslide

OPNEMEN AANGIFTE
Wijze van aangifte doen:

  • Kan mondeling of schriftelijk
  • Een mondelinge aangifte wordt later op schrift gesteld
  • Iedere aangifte wordt voorgelezen aan de aangever
  • De aangever en ambtenaar onderteken beiden
  • Op verzoek een kopie aan de aangever verstrekken

Slide 18 - Tekstslide

VALSE AANGIFTE OF KLACHT
Strafbaar:

  • Valse aangifte of klacht doen van een SF
  • Moet wel om een strafbaar feit gaan + opzet
  • Deels vals = vals
  • Vergissen is niet strafbaar (geen opzet)

Dus een "valse aangifte" doen van verlies van je ID= niet strafbaar 

Slide 19 - Tekstslide

GEEN VERVOLGING
Doel van een aangifte en zeker van een klacht is het instellen van vervolging. 
Besluit OM niet vervolgen kan:
  • Bij gebrek aan bewijs 
  • Op grond van het opportuniteitsbeginsel  de zaak te seponeren.
  •  Het recht op vervolging vervalt
  • Bij de dood van de verdachte of wanneer het feit verjaard is.  

Een klacht kan leiden tot vervolging als deze wordt ingediend gedurende drie maanden na de dag waarop de tot klacht gerechtigde kennis heeft genomen van het gepleegde feit. 

Slide 20 - Tekstslide

VERJARING
Misdrijven verjaren, afhankelijk van de ernst van het feit, na 6 tot 20 jaar. 
Misdrijven waarop levenslang is gesteld, verjaren niet!

Overtredingen verjaren na 3 jaar. Daarna kan het Openbaar
Ministerie geen vervolging meer instellen (Artikel 70 Wetboek van
Strafrecht).

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide