11.3 - 11.4 Eigenschappen & Verwerking

Eigenschappen & Verwerking
11.3 en 11.4
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Eigenschappen & Verwerking
11.3 en 11.4

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je leert wat thermoplasten en thermoharders zijn;
  • Je leert polymeren weergeven op micro-, meso- en macroniveau;
  • Je leert hoe polymeren verwerkt worden;
  • Je leert wat composieten zijn;
  • Je leert wat wordt bedoeld met vulkaniseren.

Slide 2 - Tekstslide

Thermoplasten
  • Lineaire molecuulstructuur;
  • Vanderwaalsbinding en soms H-bruggen tussen ketens;
  • Opnieuw om te smelten.

Slide 3 - Tekstslide

Thermoharder
  • Netwerk molecuulstructuur;
  • Atoombindingen (covalente bindingen, crosslinks, dwarsverbindingen) aanwezig tussen de ketens.
  • Niet om te smelten, bij verhitten wordt materiaal harder of ontleed.

Slide 4 - Tekstslide

Micro - meso - macro
  • Microniveau = moleculair niveau (links)
  • Mesoniveau = clusters van moleculen (midden)
  • Macroniveau = zichtbaar (evt. met microscoop) (rechts)

Slide 5 - Tekstslide

Polymeren verwerken
Thermoplasten:
  • Extruderen
  • Spuitgieten
  • Blaasgieten

Thermoharders:
  • Polymeriseren in een mal

Slide 6 - Tekstslide

Extruderen
  • Onder druk wordt gesmolten thermoplast (granulaat, 1) door een spuitmond (2) geperst.
  • Bij afkoelen (4 e.v.) wordt de thermoplast harder en is de vorm verkregen.
  • Meestal productie van lange draden.

Slide 7 - Tekstslide

Spuitgieten
  • Zelfde principe als extruderen, maar er wordt gebruik gemaakt van een mal/matrijs voor diverse voorwerpen.
  • Alleen voor thermoplasten.

Granulaat

Slide 8 - Tekstslide

Blaasgieten
  • Gesmolten thermoplast wordt in juiste vorm geblazen.
  • Bijv. plastic flesjes.

Slide 9 - Tekstslide

Eigenschappen
  • De vervormbaarheid van polymeren is afhankelijk van de soort zijgroepen aan het polymeer. Je ziet drie stukjes van verschillende polymeren. Het linker polymeer is het meest vervormbaar.

Slide 10 - Tekstslide

Composiet
  • Combinatie van minimaal twee materialen met andere eigenschappen dan de afzonderlijke materialen.
  • Combinatie van kunststof met vezels (glas-, koolstof-, aramidevezels).
  • Beste eigenschappen worden gecombineerd in nieuw materiaal.

Slide 11 - Tekstslide

Verwerking thermoharders
  • Voorgaande technieken zijn alleen toepasbaar op thermoplasten.

  • Thermoharders smelten niet, dus andere productiemethode;
    Een thermoharder wordt geproduceerd door in een mal de polymerisatie uit te voeren: in de mal wordt het polymeer hard.
    Er wordt ook een harder toegevoegd, zodat voor veel crosslinks.

Slide 12 - Tekstslide

Eigenschappen
  • Thermoplasten en -harders hebben verschillende eigenschappen.
  • Aan thermoplasten kan nog weekmaker worden toegevoegd, voor meer flexibiliteit.
  • De ketenlengte van polymeren kan variëren afhankelijk van de gewenste eigenschappen.
  • Bij thermoharders kan gevarieerd worden in het aantal crosslinks: hoe meer crosslinks, hoe harder het materiaal.

Slide 13 - Tekstslide

Rubber
  • Natuurrubber is de additiepolymeer van isopreen.
  • Door zwavel toe te voegen kunnen crosslinks ontstaan van zwavelatomen = zwavelbruggen.
  • Ontstaan van zwavelbruggen wordt vulkaniseren genoemd.

Zwavelbruggen worden o.a. toegepast bij autobanden. 
Hoe meer zwavelbruggen hoe harder de band.




Waterstofbrug = geen covalente binding (atoombinding).
Zwavelbrug = wel covalente binding.

Slide 14 - Tekstslide

Een frisbee wordt met spuitgieten gemaakt. De beginstof en het product zijn op macroniveau gegeven in de afbeelding. Geef van beide materialen een schets op mesoniveau.

Slide 15 - Open vraag