Par. 2: Schaalniveaus

Schrijf de vraag en het antwoord in je schrift.
  1. Waarom groeit de bevolking?
  2. Hoe verschilt de groei van de bevolking per land?
  3. Waarom wonen op sommige plekken veel mensen?
  4. Waarom wonen op sommige plekken weinig mensen?
Paragraaf 2:
- Schaalniveaus
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Schrijf de vraag en het antwoord in je schrift.
  1. Waarom groeit de bevolking?
  2. Hoe verschilt de groei van de bevolking per land?
  3. Waarom wonen op sommige plekken veel mensen?
  4. Waarom wonen op sommige plekken weinig mensen?
Paragraaf 2:
- Schaalniveaus

Slide 1 - Tekstslide

Schrijf de vraag en het antwoord in je schrift.
  1. Waarom groeit de bevolking?
  2. Hoe verschilt de groei van de bevolking per land?
  3. Waarom wonen op sommige plekken veel mensen?
  4. Waarom wonen op sommige plekken weinig mensen?
Deze les:
  • Heb je al je spullen bij je?
  • Herhaling paragraaf 1
  • Wat weet je al?
  • Paragraaf 2:
     - Schaalniveaus
     - Inzoomen en uitzoomen
  • Werken

Als je de stof bestudeerd hebt:
5. Weet je wat het verschil is tussen inzoomen en uitzoomen. 
6. Ken je de vijf verschillende soorten schaalniveaus. 
7. Kun je wisselen van schaalniveau. 
8. Kun je voorbeelden geven van verschillende schaalniveaus. 

Slide 2 - Tekstslide

In Ledoux-city wonen 30.000 inwoners. De oppervlakte is 3 km². Bereken de bevolkingsdichtheid.

Slide 3 - Woordweb

In Ledoux-city wonen 30.000 inwoners. De oppervlakte is 3 km². Bereken de bevolkingsdichtheid.
Aantal inwoners /  oppervlakte = bevolkingsdichtheid

Dus: 30.000 / 3 = 10.000

Er wonen gemiddeld 10.000 inwoners per km² in Ledoux-city. 

Slide 4 - Tekstslide

Wat moet er staan bij cijfer 7?

Slide 5 - Woordweb

De schaal is 1:6.000.000
Twee plaatsen liggen 3 cm uit elkaar.
Hoeveel km liggen ze uit elkaar?

Slide 6 - Woordweb

1 cm is 6.000.000 cm.
1 cm is 60 km (-5 nullen)
3 cm is 3 x 60 km = 180 km

De schaal is 1:6.000.000
Twee plaatsen liggen 3 cm uit elkaar.
Hoeveel km liggen ze uit elkaar?

Slide 7 - Tekstslide


Foto van het stuk fruit waar je het meest op hebt ingezoomd.

Slide 8 - Open vraag


Foto van het stuk fruit waar je het meest op hebt uitgezoomd.

Slide 9 - Open vraag

Als je inzoomt zie je ... details
A
veel
B
weinig

Slide 10 - Quizvraag

Als je uitzoomt zie je een ... gebied
A
klein
B
groot

Slide 11 - Quizvraag

Slide 12 - Kaart

Schaalniveau

Slide 13 - Tekstslide

Schrijf de vraag en het antwoord in je schrift.
  1. Waarom groeit de bevolking?
  2. Hoe verschilt de groei van de bevolking per land?
  3. Waarom wonen op sommige plekken veel mensen?
  4. Waarom wonen op sommige plekken weinig mensen?

Schaalniveau = Hoe groot het gebied is dat je bestudeert. 

Door inzoomen en uitzoomen verander je van schaalniveau.
Inzoomen = Je bekijkt een gebied van dichterbij.
Uitzoomen = Je gaat van een klein gebied naar een groter gebied.


Slide 14 - Tekstslide


Als je van A naar B naar C naar D gaat ben je aan het ...
A
inzoomen
B
uitzoomen

Slide 15 - Quizvraag

Schrijf de vraag en het antwoord in je schrift.
  1. Waarom groeit de bevolking?
  2. Hoe verschilt de groei van de bevolking per land?
  3. Waarom wonen op sommige plekken veel mensen?
  4. Waarom wonen op sommige plekken weinig mensen?
Er zijn 5 schaalniveaus:
Wisselen van schaalniveau:               Schaalniveau:                                     Gebied:

Slide 16 - Tekstslide


Welk schaalniveau zie je hier?
A
lokaal
B
regionaal
C
nationaal
D
continentaal

Slide 17 - Quizvraag

Nu doen:
  • Uitleg vragen
  • Werken (zie planner)

Huiswerk:
  • Leer de aantekeningen
  • Lees "Hoe gebruik je de atlas?" op bladzijde 12 van je leerboek.

Slide 18 - Tekstslide


Hoe goed heb je de les begrepen?
A
B
C
D

Slide 19 - Quizvraag

Wat heb je vandaag geleerd?

Slide 20 - Woordweb

Welke vragen heb je voor de volgende les?

Slide 21 - Woordweb