Geschiedenis (VVV)

Geschiedenis: leerstof voor de toets 
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 26 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Geschiedenis: leerstof voor de toets 

Slide 1 - Tekstslide

Leertekst tijdsprong  
De nieuwste tijd   (van 1800 tot heden)
De industriële revolutie ( 18e eeuw 1750- 1900)

Slide 2 - Tekstslide

Industriële revolutie
-een periode waarin West Europa en delen van America sterk  veranderde door de opkomst van industrie.  
- Begon vanaf 18e eeuw (1750-1900) in Engeland en verspreide zich daarna naar andere landen.

-Na de uitvinding van de stoommachine en het ontstaan van fabrieken begon de industrialisatie
Industriële revolutie  ( zie uitleg) 

Stoommachine 
machine, uitgevonden door James Watt,  die met behulp van stom, om dingen in bewegen kan brengen. 

Industrialisatie
Overgang met het produceren met de hand naar het produceren met machines.  




Slide 3 - Tekstslide

Wat veranderde er? 

Slide 4 - Tekstslide

van kleinschalige handmatige productie in de huisnijverheid...
... naar grootschalige machinale productie in fabrieken

Slide 5 - Tekstslide

Voor de revolutie verdienden mensen geld met de landbouw of huisnijverheid. 

Vanwege de industriële revolutie kon men sneller en goedkoper produceren. Kleine boeren en ambachtsmensen konden hiermee niet concurreren.  Ze verloren hun werk en inkomen.  Ze verhuisden en werkten als arbeider in een fabriek. 
Huisnijverheid
Thuis met de hand producten maken

Concurreren
producten beter sneller/goedkoper maken dan iemand anders 

Arbeider: 
iemand die lichamelijk werk doet in het dienst van een ander. Hij wordt betaald voor zijn tijd en werk. 

Slide 6 - Tekstslide

-Door de toestroom van arbeiders ontstond er rond de fabrieken wijken waar mensen gingen wonen. Er groeide dorpen en steden.  Er was een urbanisatie. 

Engeland had grondstoffen zoals ijzer voor de industrie om machines te bouwen, steenkool te aandrijven en wol in stof te verwerven.  

Mensen 
Urbanisatie 
De groei van steden en het ontstaan van nieuwe steden


Grondstof
stof die nodig is voor de productie van goederen. Wol is een grondstof voor textiel. ijzer is een grondstof voor staal. 

Slide 7 - Tekstslide

Door de revolutie was er een vooruitgang 

Er waren veel uitvindingen: Stoommachine, Spinning Jenny, Schietspoel. 

Nieuwe ontworpen producten kregen een patent. 


Vooruitgang:  Verbetering in de loop van tijd 

Spinning Jenny:   Gesponnen wol uit meerdere draadden. 

Schietspoel.  onderdeel van machinsch weefgetouw.

Patent: official bewijs  van je eigen ontwerp.  Kopiëren/verkopen van anderen = niet toegestaan.     

Slide 8 - Tekstslide


Schietspoel
1733



  • Om sneller kleding te maken, moet je sneller kunnen weven.
  • De schietspoel was nog geen échte machine: het bedienen ging met de hand.



Slide 9 - Tekstslide


Spinning Jenny
1764



  • Als je sneller kunt weven, heb je ook meer draad nodig.
  • Met de Spinning Jenny van James Hargreaves kon je 8 en later 16 draden tegelijk spinnen




Slide 10 - Tekstslide


Stoommachine
rond 1764 




  • De eerste werkende stoommachine van de Industriële Revolutie was die van Thomas Newcomen rond 1705
  • Pas door de verbeteringen van James Watt kon de stoomachine pas echt worden ingezet




De Engelsman James Watt voerde een aantal belangrijke veranderingen door in Newcomen's stoommachine waardoor het gebruik en de inzet makkelijker werden.

Slide 11 - Tekstslide

Rijke mensen wilde als ondernemer fabrieken starten om geld te verdienen. 

Engeland had veel koloniën in de Antillen en Afrika.  Ze konden makkelijk grondenstof, die ze zelf niet hadden, uit de koloniën krijgen.  Bijvoorbeeld: Katoen.  Verder gebruikten ze de koloniën als afzetmarkt 
ondernemer
eigenaar van een bedrijf dat gericht is om winst te maken

Afzetmarkt
markt waar een bedrijf zijn producten of diensten verkoopt.  

Slide 12 - Tekstslide

Leertekst 1: industriele samenleving

Slide 13 - Tekstslide

Voor de revolutie was er een standensamenleving. Je afkomst en geloof  bepaalde je rang in de samenleving. 

Na de revolutie was er een klassensamenleving.   Mensen wilden veranderingen. 


Klassensamenleving: 

Je geld en bezit (bijv.: huis/huizen) bepaalde je positie in de samenleving niet je afkomst en geloof. 



Slide 14 - Tekstslide

Mensen met dezelfde idealen gingen met elkaar om.  Mensen met deze idealen waren liberalen. Zij geloofden dat vrijheid ondernemers meer kansen gaven om meer fabrieken te bouwen en werk te creëren. Dit gebeurde ook. 
Ideal/idealen: 
Ideeën wat nog niet bestaat, maar wat je graag in werkelijk graag ziet .


liberalen: Mensen, die zich inzetten voor vrijheid in de samenleving 

Slide 15 - Tekstslide

Afbeelding van de klassensamenleving 

Slide 16 - Tekstslide

Arbeiders  waren arm, had weinig aanzien,  waren makkelijk  te ontslaan* omdat ze niet opgeleid waren.  De arbeiders wilden meer rechten en willden gelijk behandeld worden. Socialisten kwamen voor deze mensen op. 
 
In de 19e zetten hadden vrouwen weinig rechten. Feministen kwamen voor ze op. 
Socialisten:
 - zetten zich voor gelijkheid in.
 - komen voor de arbeiders op.
-  verzetten zich tegen de macht die ondernemers hebben 

Feministen
- mensen die zich inzetten dat vrouwen dezelfde rechten krijgen als mannen.  
Ontslaan* = baan verliezen

Slide 17 - Tekstslide

Minder mensen gingen na de revolutie naar de kerk. Daardoor verdween de invloed van geloof op de samenleving. Denk aan normen en waarden. 

Confessionelen waren hier niet blij mee. 
Confessionelen: 
Gelovige mensen.

Slide 18 - Tekstslide

Leertekst 2 Rijkdom en armoede

Slide 19 - Tekstslide

Ondernemers > rijk door te investeren in fabrieken.  
 - Vanwege de urbanisatie groeide de bevolking.   Niet genoeg huizen in steden.
-Grote families woonden in Krotten. 

-  Slechte en ongezonde leefomstandigheden voor arbeiders
-  Behoeftes (poepen)  gedaan in emmer of grachten. Water om te wassen en drinken haalden de mensen uit de grachten. Toen kwamen er  epidemieën. 


Krot/krotten: 
slechte vervallen woning die niet geschikt is om te wonen. 

Leefomstandigheden: 
omstandigheden waarin je leeft ( denk aan huis, voedsel, kleding)

Epidemie: 
Uitspraak van ziekte die onder de mensen verspreidt 


Slide 20 - Tekstslide

Er was armoede onder de plattelanders. Sommige waren landarbeider. 

In de landbouw graven mensen veen af die vervolgens gedroogd werden voor brandstof. Dit is Turf

Landarbeider:
werkt in de landbouw voor iemand anders

Veen:
grondstof bestaan uit plantenresten.

Turf: Gedroogd veen gebruikt als brandstof

Slide 21 - Tekstslide

Armenzorg was niet gezien als een taak voor de regering. Rijke mensen deden aan liefdadigheid om armen mensen te helpen.  

Socialisten en rijke liberalen wilden een verandering in de sociale wetten om arme mensen te helpen.  Dit werd de sociale kwestie genoemd. 
armenzorg: hulp/bescherming voor armen zonder  iets terug te vragen

Sociale wetten:   Wetten die inwoners van het land beschermen tegen armoede of ongeluk 

Sociale kwestie 
problemen ie te maken hebben met ongelijkheid,  ongerechtigheid van bepaalde groepen in de samenleving 

Slide 22 - Tekstslide

Leertekst 3: Ongezonde werkomstandigheden

Slide 23 - Tekstslide

Slechte werkomstandigheden : lawaaiig,  heet, slechte  lucht.  Geen beschermede kleding.  

Fabrikanten lieten arbeiders 12 uur per dag werken. Geen pension voor ouderen. Ze werken in fabriek. 

Kinderarbeid bestond al. Fabriekswerk extra schadelijk/gevaarlijk voor kids
Werkomstandigheden: Omstandigheden waarin je werk. 

Fabrikanten: Eigenaren van fabrieken

Kinderarbeid: Werk dat gedaan wordt door kids. 

Slide 24 - Tekstslide

 Industriële kapitalisme  was sterk aanwezig in deze periode.   

Parlement deed onderzoek naar de leef-en werkomstandigheden van arbeiders. 

Kinderwet van houten (1874)

Kinderarbeid afgeschaft.  inkomen weg maar kids gingen naar school. 

Industriële kapitalisme
Systeem waarbij ondernemers produceren en verkopen producten om winst te maken.   

Kinderwet van houten (1874) 
Samuel van houten zorgde voor de eerste wet tegen kinderarbeid in fabrieken. Helaas was er weinig controle en de wet werkte niet zo goed. 

Slide 25 - Tekstslide

Arbeiders gingen zich verenigen aan vakbonden
 
Vakbonden organiseerden stakingen wanneer nodig 

Vakbonden: 
Vereniging voor arbeiders. De vereniging opkomt voor de belangen/wensen van arbeiders. 

Staking(en)
Stoppen met werken om  een beter loon of werkomstandigheid af te dwingen 

Slide 26 - Tekstslide