week 19 degrees of comparison + book assignment

Get out your literature book
Put away your phone
Put your bag on the floor
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Get out your literature book
Put away your phone
Put your bag on the floor

Slide 1 - Tekstslide

periode 4
 Lezen op A2 niveau
 Luisteren op A2 niveau
 Theme words theme 5&6
 Trappen van vergelijking
 Past simple

aparte PO: boekopdracht

Slide 2 - Tekstslide

       Silent reading
timer
30:00

Slide 3 - Tekstslide

CNN10
Write down:

3 topics discussed
2 places visited
1 thing you've learned

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Link

Slide 6 - Tekstslide

Get out your books
Put away your phone
Put your bag on the floor

Slide 7 - Tekstslide

periode 4
 Lezen op A2 niveau
 Luisteren op A2 niveau
 Theme words theme 5&6
 Trappen van vergelijking
 Past simple

aparte PO: boekopdracht

Slide 8 - Tekstslide


Goal: I know how to make and use the degrees of comparison

Slide 9 - Tekstslide

Comparisons
We gebruiken vaak 'comparisons' om mensen, dieren, dingen met elkaar te vergelijken.

'Comparisons' komt van het werkwoord 'to compare', wat 'vergelijken' betekent.

Slide 10 - Tekstslide

Comparative
(Vergrotende trap):
+ER
Vaak wordt het woord gevolgd door THAN

Frank is taller than Rob.

The boys are faster than us.


Superlative
(Overtreffende trap):
+EST
Vaak komt er voor het woord THE te staan

Rob is the tallest boy I know.

That is the fastest car ever.

Slide 11 - Tekstslide

short words:
comparative: + er
         smaller, weirder
superlative: + est
         smallest, weirdest

Slide 12 - Tekstslide

doubling
a cheetah is  a BIG cat.
a leopard is  BIGGER.
a lion is the BIGGEST.

Slide 13 - Tekstslide

Exceptions
Wanneer het woord eindigt op:
-e? → alleen -r of -st
 close-closer-closest
korte klinker? → verdubbelt medeklinker
 big-bigger-biggest
medeklinker + -y? → -ier of -iest
 dry-drier-driest

Slide 14 - Tekstslide

long words:
comparative:  more ...
superlative:    most ...

An phone is expensive.
A Ferrari is more expensive.
A villa is most expensive.



Slide 15 - Tekstslide

Let op!
goed - beter - best
good - better - best

slecht - slechter - slechtst(e)
bad - worse - worst

ver - verder - verst(e)
far - further - furthest




Slide 16 - Tekstslide

Tall                 Taller                Tallest

Slide 17 - Tekstslide

old                older                oldest

Slide 18 - Tekstslide

far                farther             farthest

Slide 19 - Tekstslide

comparative
(vergrotende trap)
superlative
(overtreffende trap)
more intelligent
least
happier
safest
smaller

Slide 20 - Sleepvraag

Fill in the correct degree of comparison

Slide 21 - Tekstslide

My brother is a year ________ than I am.
A
old
B
older
C
oldest

Slide 22 - Quizvraag

This is ............ exercise in the test.
A
the difficultest
B
the most difficult
C
the most difficultest
D
the more difficulter

Slide 23 - Quizvraag

The weather today is even ___
than yesterday.
A
badder
B
baddest
C
worse
D
worst

Slide 24 - Quizvraag

He is .......... teacher in the country.
A
the goodest
B
gooder than
C
the best
D
better than

Slide 25 - Quizvraag

Who is the (talented) ..... football player in the world?

Slide 26 - Open vraag

My house is (nice)........ than yours.

Slide 27 - Open vraag

Compare these dogs

Slide 28 - Tekstslide

Homework
12/5: Numo taak deadline

13/5: maak opdracht 31 t/m 33

Slide 29 - Tekstslide

Get out your books
Put away your phone
Put your bag on the floor

Slide 30 - Tekstslide

Homework check

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

a mouse and a horse (cute, large, tiny)
positive _____
comparative _____
superlative _____

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Boekopdracht
PDF staat op Magister Me

Slide 35 - Tekstslide

       Silent reading
timer
25:00

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Tekstslide

Kies twee van de volgende zeven opdrachten

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Tekstslide