Stof toets hoofdstuk 4

Toetsstof - Woensdag 5 november
  • De regelmatige werkwoorden op -ar, -er, -ir (blz 3, 6-9 extra boekje)
  • De onregelmatige werkwoorden ser, estar, tener en ir (het werkwoord ir - blz 37 tekstboek)
  • Vocabulario: 
  1. woordenlijst 4.4 ‘Vamos al instituto’ (Werkboek PA 1B blz 32) (NL-SP & SP-NL)
  2. Woordenlijst op thema (losse blz / it's learning: SP-NL)
  • Basiszinnen (Bron E en Bron J frases clave op blz 37 en 40 van je Tekstboek) SP-NL
  • Klokkijken in het Spaans (extra boekje & tekstboek p.38) SP-NL
  • Werkwoord gustar: Gusta of gustan
1 / 48
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 2

In deze les zitten 48 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Toetsstof - Woensdag 5 november
  • De regelmatige werkwoorden op -ar, -er, -ir (blz 3, 6-9 extra boekje)
  • De onregelmatige werkwoorden ser, estar, tener en ir (het werkwoord ir - blz 37 tekstboek)
  • Vocabulario: 
  1. woordenlijst 4.4 ‘Vamos al instituto’ (Werkboek PA 1B blz 32) (NL-SP & SP-NL)
  2. Woordenlijst op thema (losse blz / it's learning: SP-NL)
  • Basiszinnen (Bron E en Bron J frases clave op blz 37 en 40 van je Tekstboek) SP-NL
  • Klokkijken in het Spaans (extra boekje & tekstboek p.38) SP-NL
  • Werkwoord gustar: Gusta of gustan

Slide 1 - Tekstslide

Plattegrond mh2b
gustar/klokkijken
Dia 24-36
Persoonlijke voornamwoorden/ onregelmatige werkwoorden
Dia 4-14
Regelmatige werkwoorden/ woordenschat
Dia 15-23/37-45
timer
10:00

Slide 2 - Tekstslide

Deze oefentoets
In deze oefening voor de toets van volgende week zijn veel vragen meerkeuzevragen. 
Dit is bij de echte toets niet zo!!
Zorg er dus voor dat je de werkwoorden en woordjes kent.

Het programma rekent een antwoord goed als je het precies zo hebt ingevuld als in het boek. Het gaat er vooral om dat je zelf weet dat je het goed genoeg kent.

Slide 3 - Tekstslide

Ik

Jij

U

Hij

Zij
Wij

Jullie

Zij (mv)

Zij (mv)
(Mannelijk)
Zij  (mv)(Vrouwelijk)
Persoonlijke voornaamwoorden

Slide 4 - Tekstslide

Ella
El
Yo
Ellas
Ellos
Nosotros
Usted
Ustedes

Slide 5 - Sleepvraag

Sleep de persoonlijk voornaamwoorden naast elkaar 
Pedro y tú ...............
Mis padres
Yo y mi hermano
Tú .......
Camilo 
Laura
Wij
Jij
Zij (mv)
Jullie
Hij
Zij

Slide 6 - Sleepvraag

¿Dónde _____ (estar) tus amigos?
Ahora, nosotros______(estar) en clase 234.
Y tú, ¿cómo ________(estar)?
Yo _______ (estar) en la casa de mi abuela
Vosotros _____(estar) en Barcelona.
están
estamos
estás
estoy
estáis

Slide 7 - Sleepvraag

¡Hola! yo __________(ser) Francis. 
Él ___________ (ser) español. 
Ellos  _______________(ser) amigos. 
¿De dónde ___________ (ser) tú?
Nosotros _____ (ser) de Barcelona.
soy
es
son
eres
somos

Slide 8 - Sleepvraag

Tener:hebben
Tener: hebben
Yo
Él, ella, usted
 Nosotros
Vosotros
Ellos, ellas, ustedes
Tengo
Tienes
Tiene
Tenemos
Tenéis
Tienen

Slide 9 - Sleepvraag

Sleep de juiste vorm van 'ir' naar het juiste doel.
Stacy y Rob _____ (ir) a escuchar música.
Rick y yo______(ir) al cine
¿Tú________ (ir) a casa en coche?
Yo _______ (ir) a la peluquería
¿Lisa y tú _____(ir - vosotros) de vacaciones a Francia?
van
vamos
vas
voy
vais

Slide 10 - Sleepvraag

Mi hermana y yo (ir)____a ir de tiendas.

Slide 11 - Open vraag

Wat is de juiste vervoeging van:
ir, tú

Slide 12 - Open vraag

Wat is de juiste vervoeging van:
ir, ellos

Slide 13 - Open vraag

Wat is de juiste vervoeging van:
ir, yo

Slide 14 - Open vraag

Regelmatige werkwoorden

Slide 15 - Tekstslide

comer, nosotros
A
comemos
B
coméis
C
comamos
D
comimos

Slide 16 - Quizvraag

abrir, ellos

Slide 17 - Open vraag

necesitar, tú
A
necesita
B
necesita
C
necesites
D
necesitas

Slide 18 - Quizvraag

Pagar, vosotros

Slide 19 - Open vraag

ver, ella
A
ves
B
va
C
ve
D
ves

Slide 20 - Quizvraag

vivir, ellos

Slide 21 - Open vraag

hablar, vosotros
A
hablaís
B
hablís
C
habléis
D
habláis

Slide 22 - Quizvraag

recibir, tú
A
recibes
B
recibe
C
ricibes
D
reciben

Slide 23 - Quizvraag

GUSTAR

Slide 24 - Tekstslide

GUSTA OF GUSTAN
  • gusta + een zelfstandig naamwoord enkelvoud
 Me gusta el fútbol.= Ik hou van voetbal.
  • gusta + een werkwoord
Me gusta bailar. = Ik hou van dansen.
  • gustan + een zelfstandig naamwoord meervoud
Me gustan los perros. = Ik hou van honden. 
                                        Denk aan het lidwoord
Módulo pág.45, 46, 47 

Slide 25 - Tekstslide

Vul de juiste vorm van ‘GUSTAR’ in.

Me ..... la ropa formal.
A
Gusta
B
Gustan

Slide 26 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van ‘GUSTAR’ in.

Te .......... leer.
A
Gusta
B
Gustan

Slide 27 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van ‘GUSTAR’ in.

Me ..... mucho la clase de música.
A
Gusta
B
Gustan

Slide 28 - Quizvraag

La hora
La hora
¿Qué hora es? 
Son las...
Es la...

¿A qué hora ...? 
A las...
A la...

Slide 29 - Tekstslide

¿Qué hora es?
9:15
A
es la nueve menos cuarto
B
son las nueve menos cuarto
C
es las nueve y cuatro
D
son las nueve y cuarto

Slide 30 - Quizvraag

¿Qué hora es?
2:35
A
son las dos y treinta y cinco
B
es la dos y treinta y cinco
C
son las tres menos veinticinco
D
es la tres menos veinticinco

Slide 31 - Quizvraag

¿Qué hora es?
10.15
A
es la diez y cuarto
B
son las diez y cuarto
C
son las diez y cuatro
D
son las diez y diez

Slide 32 - Quizvraag

Vertalen: Son las cuatro menos veinte
(begin je antwoord met "Het is", schrijf de getallen uit)

Slide 33 - Open vraag

¿Qué hora es?
Es la una y media
(begin je antwoord met "Het is", schrijf de getallen uit)

Slide 34 - Open vraag

¿Qué hora es?
Son las diez menos veinte

Slide 35 - Open vraag

¿Qué hora es?
Son las tres y diez.

Slide 36 - Open vraag

las Matemáticas
la Educación Física
La educación artística
el Español / el castellano
la Geografía
la Química

Slide 37 - Sleepvraag

saai
wiskunde
streng
het vak
de les
het huiswerk
de kantine
aburrido
la asignatura
los deberes
la clase
duro
el comedor
las matemáticas

Slide 38 - Sleepvraag

el desayuno
desayunar
la comida
el bocadillo
la cena
comer
hambre
ontbijten
het ontbijt
lunchen, eten
het middageten, de lunch
het broodje
het diner / avondeten
honger

Slide 39 - Sleepvraag

Dit is een gesprekje tussen Ana en Juan. Sleep de woorden naar de juiste zin.
Juan:    ¿Qué ____________ tienes para educación física?
Ana:     No, es muy _________________.
Juan:     ¿Cómo es __________________de educación física? ¿Es amable?
Juan:   A las 12.30. ¡Es _______________! ¡Vamos!
Ana:     Tengo un 8 para educación física  
             ¿A qué hora _____________________ la clase de castellano?
empieza
el profe
ahora
nota
duro

Slide 40 - Sleepvraag

maandag
woensdag
dinsdag
vrijdag
zaterdag
donderdag
zondag
lunes
miércoles
martes
jueves
sábado
viernes
domingo

Slide 41 - Sleepvraag

Wat betekent: ¿A qué hora empiezan tus clases?

Slide 42 - Open vraag

Wat betekent: ¿Tienes deberes para mañana?

Slide 43 - Open vraag

Wat betekent: Estoy en el segundo curso.

Slide 44 - Open vraag

Wat betekent: Mi profe de música es amable.

Slide 45 - Open vraag

Bepaal wat je nog moet leren, bijv:
  • Klik HIER voor het oefenen van de regelmatige werkwoorden (als je naar onderen scrollt, kom je vanzelf bij de oefeningen)
  • Frases clave: tekstboek p. 37, 38
  • Woordjes - Quizlet / werkboek
  • Werkwoord IR (tekstboek p. 37)
  • Klokkijken (tekstboek p. 38)




Slide 46 - Tekstslide

Waar wil je nog extra uitleg over?
Welke vraag heb je?

Slide 47 - Open vraag

¡Mucha suerte!

Slide 48 - Tekstslide