Oefentoets Koreas

Oefentoets Koreas
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Oefentoets Koreas

Slide 1 - Tekstslide

Er zijn twee Korea's omdat
A
er in het noorden een andere geloof was.
B
ze gescheiden worden door een zee.
C
na de WOII het verdeeld werd door de russen en amerikanen
D
Japan het zuiden bezette.

Slide 2 - Quizvraag

Zuid-Korea en Noord-Korea liggen in
A
Azië
B
Afrika
C
Zuid-Amerika
D
Europa

Slide 3 - Quizvraag

Zuid-Korea en Noord-Korea liggen ten opzichte van China
A
Noordelijk
B
Oostelijk
C
Westelijk
D
Zuidelijk

Slide 4 - Quizvraag

Zuid-Korea en Noord-Korea liggen ten opzichte van China
A
Noordelijk
B
Oostelijk
C
Westelijk
D
Zuidelijk

Slide 5 - Quizvraag

Zuid-Korea is
A
Rijker en communistisch
B
Armer en communistisch
C
Armer en democratisch
D
Rijker en democratisch

Slide 6 - Quizvraag

Noord-Korea is
A
Rijker en communistisch
B
Armer en communistisch
C
Armer en democratisch
D
Rijker en democratisch

Slide 7 - Quizvraag

Een planeconomie hoort bij
A
communisme
B
kapitalisme
C
bij geen van beiden.
D
zowel communisme als kapitalisme

Slide 8 - Quizvraag

Vrije markteconomie hoort bij
A
communisme
B
kapitalisme
C
bij geen van beiden.
D
zowel communisme als kapitalisme

Slide 9 - Quizvraag

Noord-Korea is
A
democratische en communistisch
B
democratisch en een republiek.
C
communistische en heeft een dictator.
D
communistisch en een republiek

Slide 10 - Quizvraag

Zuid-Korea is
A
democratische en communistisch
B
democratisch en een republiek.
C
communistische en heeft een dictator.
D
communistisch en een republiek

Slide 11 - Quizvraag

Zuid-Korea werk(te) nauw samen met
A
Amerika en China
B
Amerika en Japan.
C
Japan en Rusland.
D
Ruslan den China

Slide 12 - Quizvraag

Noord-Korea werk(te) nauw samen met
A
Amerika en China
B
Amerika en Japan.
C
Japan en Rusland.
D
Ruslan den China

Slide 13 - Quizvraag

Noord-Korea is in de internationale politiek belangrijk omdat
A
met China samenwerkt
B
het communistisch is.
C
het kernwapens heeft.
D
een dictator heeft.

Slide 14 - Quizvraag

Welke hoort er NIET bij.
Z-Korea groeide economisch sterk door:
A
Samenwerking boeren
B
Leningen van de VS en Japan.
C
Investeringen in Onderwijs
D
gebruik van natuurlijke grondstoffen.

Slide 15 - Quizvraag

Wat is de kracht van Zuid-Korea?

Slide 16 - Open vraag

Welke hoort er NIET bij.
Zuid-Korea heeft een dalend vruchtbaarheidscijfer door
A
De anticonceptiemiddelen zijn nu goedkoper
B
Vrouwen trouwen later
C
Vrouwen nemen meer deel aan het onderwijs.
D
Opvoeding (school) is duur.

Slide 17 - Quizvraag

Welke hoort er NIET bij.
N-Korea groeide economisch niet sterk door:
A
Veel investeringen in het leger.
B
Steun van China en Sovjet-Unie stopte.
C
Te veel landbouw.
D
Natuurrampen.

Slide 18 - Quizvraag

Wat doet Zuid-Korea tegen de vergrijzing.
A
Ze laten arbeidsmigranten toe.
B
Ze laten mensen langer en meer werken.
C
Ze bejaarden bij elkaar, zodat ze minder kosten.
D
Ze laten producten in het buitenland maken.

Slide 19 - Quizvraag

Welke hoort en NIET bij
Noord-Korea economische toekomst is onzeker door(dat)
A
het importeren van grondstoffen
B
economische strafmaateregelen.
C
er weinig bekend is over Noord-Korea
D
het economische systeem niet goed werkt.

Slide 20 - Quizvraag

Demografische druk =
(tussen haakjes leeftijdsgroepen!)
A
(0-20)+(20-65): (>65) X 100%
B
(0-20)+(>65): (20-65) X100%
C
(0-65): (0-20)+(>65) X 100%
D
(0-20)+(>65): (>65) X 100%

Slide 21 - Quizvraag

In de eerste fase van het demografisch transitiemodel:
A
Zijn het geboortecijfer en sterftecijfer hoog.
B
is het geboortecijfer laag + sterftecijfer hoog
C
is het geboortecijfer hoog + sterftecfr. laag
D
Zijn het geboortecijfer en sterftecijfer laag

Slide 22 - Quizvraag

Welke hoort er NIET bij
In de eerste fase vh demo. trans. zijn geboortecijfers hoog omdat
A
Veel kinderen nodig om mee te werken.
B
Veel kinderen sterven jong.
C
er geboorteplanning is.
D
is maatschappelijk / godsdienstig gewenst .

Slide 23 - Quizvraag

In de tweede fase van het demografisch transitiemodel:
A
Zijn het geboortecijfer en sterftecijfer hoog.
B
is het geboortecijfer laag + sterftecijfer hoog
C
geboortecijfer hoog + sterftecfr. daalt snel
D
gebrte. cft. daalt langzaam+sterftecfr. ook

Slide 24 - Quizvraag

Welke hoort er NIET bij
In de tweede fase vh demo. trans. dalen sterftecijfers snel omdat
A
ouderen doen meer aan sport.
B
er riolering en waterleidingen komen.
C
minder kinderen sterven.
D
er verbeterde medische zorg is.

Slide 25 - Quizvraag

In de derde fase van het demografisch transitiemodel:
A
geboortecijfer laag en sterftecijfer hoog.
B
geboortecijfer daalt snel +st.cfr daalt langz.
C
is het geboortecijfer hoog + sterftecfr. laag
D
Zijn het geboortecijfer en sterftecijfer laag

Slide 26 - Quizvraag

Welke hoort er NIET bij
In de derde fase vh demo. trans. dalen geboorte cijfers snel omdat
A
Betere medische zorg
B
beter voedsel
C
minder kinderen nodig
D
betere huizen.

Slide 27 - Quizvraag

In de vierde fase van het demografisch transitiemodel:
A
geboortecijfer laag en sterftecijfer hoog.
B
geboortecijfer erg laag +st.cfr laag
C
zijn het geboortecijfer laag + sterftecfr. laag
D
geboortecijfer laag en sterftecijfer erg laag laag

Slide 28 - Quizvraag

Welke hoort er NIET bij
In de vierde fase vh demo. trans. dalen geboorte cijfers laag door
A
geboortebeperking
B
goede gezondheid
C
vroeg trouwen
D
verbeterde positie vrouwen.

Slide 29 - Quizvraag

Als alle landen in de wereld in fase 5 komen van het demografische transitie model dan:
A
Neemt de wereldbevolking toe.
B
Neemt de wereldbevolking af.
C
Blijft de wereldbevolking gelijk.
D
Dan wordt 'Pekel' de hoofdstad van de wereld.

Slide 30 - Quizvraag