Herhaling Theme 1 4BL

Herhaling Theme 1
Je krijgt verschillende opdrachten die te maken hebben met de Vocabulary / Stones en Grammar van Theme 1.
1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Herhaling Theme 1
Je krijgt verschillende opdrachten die te maken hebben met de Vocabulary / Stones en Grammar van Theme 1.

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Grammar 1 
Verleden tijd - voltooid tegenwoordige tijd - duurvorm van VT

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kies het juiste antwoord. Welke tijdsvorm gebruik je…

om te zeggen dat iets in het verleden is gebeurd en nu is afgelopen?

A
verleden tijd
B
voltooid tegenwoordige tijd
C
duurvorm verleden tijd
D
verleden tijd en duurvorm verleden tijd samen

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Kies het juiste antwoord. Welke tijdsvorm gebruik je…

om te zeggen dat iets in het verleden een tijdje aan de gang was?

A
verleden tijd
B
voltooid tegenwoordige tijd
C
duurvorm verleden tijd
D
verleden tijd en duurvorm verleden tijd samen

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Kies het juiste antwoord. Welke tijdsvorm gebruik je…

wanneer iets in het verleden is begonnen en nu nog bezig is,
wanneer je nu het resultaat merkt van iets wat gebeurde in het
verleden?


A
verleden tijd
B
voltooid tegenwoordige tijd
C
duurvorm verleden tijd
D
verleden tijd en duurvorm verleden tijd samen

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

They ..... (watch) a film last Friday
A
have watched voltooid tegenwoordige tijd (VTT)
B
watched verleden tijd (VT)

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

..... (visit) America?
A
Have you ever visited (VTT)
B
Did you ever visit (VT)

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

We ..... (cycle) home when we ..... (see) an accident
A
were cycling - saw (DV VT)
B
cycled - were seeing (VT DV)

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

She ..... (work) at the supermarket for a year now.
A
has worked (VTT)
B
worked (VT)

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

My friend ..... (play) in our play last month
A
has played (VTT)
B
played (VT)

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

I ..... (write) an email when my phone ..... (ring).
A
wrote/ was ringing
B
was writing / rang

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

The storm ..... (damage) those houses last autumn.
A
damaged
B
was damaging

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

I'm late because I have ..... (miss) the bus
A
have missed
B
missed

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vocabulary
Vertaal de woorden uit de woordenlijst.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welk woord moet op de stippen staan?
We ..... (gniffelen) to ourselves whenever Lea sings a song.

Slide 18 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk woord moet op de stippen staan?
It was ..... (hilarisch) to watch the teachers dance.

Slide 19 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk woord moet op de stippen staan?
I hope I am the first one to solve the .... (raadsel)

Slide 20 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk woord moet op de stippen staan?
Her behavious was rather ..... (gênant)

Slide 21 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk woord moet op de stippen staan?
He forgot to bring his ..... (zwembroek) to the pool.

Slide 22 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Vertaal het Engelse woord.
salt ; Eating too much salt is bad for your health.

Slide 23 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Vertaal het Engelse woord.
receive ; Did you receive an e-mail from your boss?

Slide 24 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Vertaal het Engelse woord.
nonsense ; What you said is complete nonsense.

Slide 25 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Vertaal het Engelse woord.
practical joke ; He hid my bike as a practical joke.

Slide 26 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Vertaal het Engelse woord.
seagull ; A seagull often finds food at busy beaches.

Slide 27 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Grammar 2 
vragen + ontkennende vragen

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 29 - Video

Je kunt op verschillende manieren vragen maken in het Engels.
  • Zinnen met werkwoord to be of met hulpwerkwoord
Vragen met to be en hulpwerkwoorden (zoals can / may /should) maak je door het hulpwerkwoord vooraan in de zin te zetten:
  • You can swim very well.
  • Can you swim very well?
  • He is a good runner.
  • Is he a good runner?
Zinnen met andere werkwoorden
Voor de overige werkwoorden begin je vragen met een vorm van het woord "do". 
Dit woord wordt ook wel de "dummy-do" genoemd omdat het een woordje is dat op zichzelf niks betekent maar de mogelijkheid biedt om een zin een andere functie te geven (zoals, in dit geval, van een zin een vraagzin maken):
  • Dogs like meat.
  • Do dogs like meat?
Bij he / she /it gebruik je niet do maar does.
Het werkwoord verliest de s omdat de s nu al in does staat!
  • He loves to play tennis.
  • Does he love to play tennis?

Slide 30 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Example:
Sheila wants to go to the cinema.

+ Does Sheila want to go to the cinema?

- Doesn't Sheila want to go to the cinema?

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maak een vraagzin:
We could ask her to join us.

Slide 32 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Maak een vraagzin:
He likes this band.

Slide 33 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Maak een ontkennende vraag:
She told us to get the tickets.

Slide 34 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Maak een ontkennende vraag:
I have seen this film before.

Slide 35 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Maak een vraagzin:
They really love that actor.

Slide 36 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Maak een ontkennende vraag:
Dad gave us some money to buy the tickets

Slide 37 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Stone
Zo vraag je naar en geef je meer bijzonderheden.

Let's practise:

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarom denk je dat deze film zo succesvol is?
Why do you think
Why do you think
this film
the film
is such a succes?
is so good?

Slide 39 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vind je zijn show niet grappig?
Dont you think
Why do you think
this comedian
his show
is funny
is so popular

Slide 40 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

De serie gaat over een Amerikaanse familie en hun avonturen
This series
is
about
an American family
and
their
adventures

Slide 41 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Iedereen barstte in lachen uit.

Slide 42 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik maakte een grote chocoladetaart voor mijn moeders verjaardag.

Slide 43 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

De film is erg goed, omdat de grappen erg origineel zijn.

Slide 44 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies