WFT Basis hoofdstuk 23 Sociale Zekerheid

1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
Praktische economieMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Welke verzekering is een volksverzekering?
A
WIA
B
WW
C
AOW
D
WAO

Slide 2 - Quizvraag

Welke verzekering is een werknemersverzekering?
A
ANW
B
ZW
C
Wlz
D
AKW

Slide 3 - Quizvraag

Slide 4 - Tekstslide

Wat is het doel van de sociale zekerheid in Nederland?
A
Om arbeidsongeschikten financieel te ondersteunen
B
Om werklozen financieel te steunen
C
Om te voorkomen dat we in een crisis komen bij werkloosheid
D
Om Nederlanders een zeker bestaansminimum te garanderen

Slide 5 - Quizvraag

Slide 6 - Tekstslide

Wat is de kostendelersnorm?
A
Dat je als getrouwde pp minder kosten hebt dan een alleenstaande
B
Dat je met kinderen die aan BBL doen, minder uitkering krijgt als ouder
C
Dat je minder kinderbijslag krijgt, als je kind bijverdient
D
Dat je minder uitkering krijgt als je met iemand samenwoont van boven de 21 die zelf ook werkt

Slide 7 - Quizvraag

Slide 8 - Tekstslide

Voor wie is de Algemene Nabestaandewet bedoeld?
A
Voor iedere weduwe/weduwnaar in Nederland
B
Alleen voor nabestaanden boven de AOW-leeftijd
C
Alleen voor nabestaanden onder de AOW-leeftijd, die zelf AO zijn
D
Voor alle nabestaanden onder de AOW-leeftijd

Slide 9 - Quizvraag

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Iemand die in 2021 de AOW-leeftijd bereikt, doet dat met...
A
66 jaar
B
66 jaar en 4 maanden
C
66 jaar en 7 maanden
D
67 jaar

Slide 12 - Quizvraag

Als iemand 10 jaar buiten Nederland heeft gewoond, hoeveel procent van de maximale AOW krijgt hij dan?
A
70%
B
75%
C
80%
D
90%

Slide 13 - Quizvraag

Slide 14 - Tekstslide

De Wet langdurige zorg regelt dat...
A
Werknemers bij ziekte de eerste twee jaar krijgen doorbetaald
B
Werknemers na die eerste twee jaar een uitkering krijgen
C
Werknemers die minimaal 35% AO zijn, een uitkering krijgen
D
De zorg betalen voor chronisch zieken zoals dementerenden of zwaar gehandicapten

Slide 15 - Quizvraag

Slide 16 - Tekstslide

Vroeger had je de AWBZ. Die is opgesplitst in 4 wetten, waaronder de Wlz. Welke drie nog meer? Klik de degene aan die hier níét toe behoort!
A
WIA (Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen
B
Wmo (Wet maatschappelijke ondersteuning
C
Zvw (Zorgverzekeringswet)
D
Jeugdhulp

Slide 17 - Quizvraag

Wat is Persoonsgebonden Budget (PGB)?
A
Dit is het budget waar iedereen van zou moeten kunnen leven
B
Dit is het budget waar iedereen daadwerkelijk mee leeft
C
Dit is het budget dat je krijgt vanuit de WIA
D
Dit is het budget waarvan een klant zijn zorg kan inkopen (vanuit Wlz/etc.)

Slide 18 - Quizvraag

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Vanaf welk percentage AO heb je recht op een WIA uitkering?
A
Vanaf 25%
B
Vanaf 35%
C
Vanaf 45%
D
Vanaf 80%

Slide 21 - Quizvraag

Vanaf welk percentage AO wordt je als volledig arbeidsongeschikt gezien?
A
Vanaf 70%
B
Vanaf 80%
C
Vanaf 90%
D
Alleen bij 100%

Slide 22 - Quizvraag

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Hoeveel weken moet je hebben gewerkt om in aanmerking te komen voor de WW?
A
Minimaal de laatste 36 weken
B
Minimaal 1 week per jaar van de laatste 5 jaar
C
Minimaal 26 weken per jaar van de laatste 5 jaar
D
Minimaal 26 weken van de laatste 36 weken

Slide 25 - Quizvraag

In welke situatie heb je recht op WW?
A
Als je ontslag hebt genomen
B
Als je bent ontslagen vanwege diefstal
C
Als je in een reorganisatie kiest voor ontslag
D
Als je contract afloopt en je zelf kiest die niet te verlengen

Slide 26 - Quizvraag

Slide 27 - Tekstslide

Hoe ziet de WW-opbouw eruit?
A
Per gewerkt jaar 1 maand WW met een max van 24 maanden
B
Per gewerkt jaar een halve maand WW met een max van 24 maanden
C
De eerste 10 jaar: per jaar 1 maand WW, daarna een half per jaar met een max van 24 maanden
D
De eerste 5 jaar: per jaar 1 maand WW, daarna een half per jaar met een max van 24 maanden

Slide 28 - Quizvraag

Slide 29 - Tekstslide

Wat kun je zelf nog meer doen om het risico van AO te verkleinen?
A
Een arbeidsongeschiktheidsverzekering afsluiten
B
Een overlijdensrisicoverzekering afsluiten
C
Een lijfrenteverzekering afsluiten
D
Alle antwoorden zijn juist

Slide 30 - Quizvraag

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide