Vertel: Dit is een schilderij van Vincent van Gogh. Als ik zou moeten vertellen over wat ik zie op dit schilderij, of over wat er op dit schilderij gebeurt, dan kan ik daar een heleboel woorden bij gebruiken. Maar het kan ook heel kort, luister maar...
Ga vervolgens door naar de volgende slide.
Zelfportret als schilder, 1887 - 1888
Doel:
Ik kan een elfje schrijven en mijn gedicht voorlezen.
Slide 2 - Tekstslide
Bespreek vervolgens de opbouw van het gedicht: drie regels, met schema
5 - 7 - 5. Vertel dat het bij haiku's gaat het om het aantal lettergrepen, niet om het aantal woorden.
Sta eventueel nog even stil bij het afbreken van woorden, en hoe iets soms anders kan klinken dan je het meestal schrijft: 'stree - pjes' vs. 'streep - jes'.
Vincent
van Gogh
schilderen met streepjes
een man met rood haar
kunstschilder
Slide 3 - Tekstslide
Lees het gedicht voor.
Vraag:
- Wie weet welke dichtvorm dit is?
> Het is een haiku, een dichtvorm die bedacht is in Japan.
- Wie kan het lettergreepschema benoemen?
- Is het een goed gedicht over dit schilderij? Waarom wel, of niet? Of gaat het misschien meer over de maker? Of over allebei?
Een elfje is een gedicht van elf woorden die in vijf regels geschreven zijn.
Regel 1: Eén beginwoord
Regel 2: Twee woorden
Regel 3: Drie woorden
Regel 4: Vier woorden
Regel 5: Eén woord, in de vorm van een conclusie, uitroep of oplossing
Slide 4 - Tekstslide
Lees het gedicht voor.
Vraag:
- Wie weet welke dichtvorm dit is?
> Het is een haiku, een dichtvorm die bedacht is in Japan.
- Wie kan het lettergreepschema benoemen?
- Is het een goed gedicht over dit schilderij? Waarom wel, of niet? Of gaat het misschien meer over de maker? Of over allebei?
Slide 5 - Tekstslide
Vertel: Dit schilderij (De oogst, 1888) maakte Vincent in het zuiden van Frankrijk. Het is een landschap met boeren die op een warme dag aan het oogsten zijn. Vincent schreef later in een brief dat zijn teken- en schilderwerk net zo zwaar was als het werk van de boeren op het land.
Vraag: Hoe zou het zijn als jij, net als Vincent, in dat landschap zou staan? Wat zou je zien, horen, voelen, ruiken..?
zomer
de geur
in mijn kriebelneus
van een hete zomerdag
nies!
Slide 6 - Tekstslide
Lees de haiku met de groep. Vraag: Is het een goed gedicht over dit schilderij? Waarom wel, of niet? Licht toe dat haiku's ook over een gevoel kunnen gaan dat je bij een schilderij hebt.
Vraag een leerling om op het digibord de lettergrepen aan te geven.
(Korter rijmschema? Vraag leerlingen dan hoe deze haiku anders zou kunnen. Bijvoorbeeld: De geur van stro - op een zomerdag - kietelt mijn neus; 4-5-4)
Nu jij!
Bekijk wat schilderijen van Vincent van Gogh.
Maak een elfje.
Is het elfje foutloos en klaar?
Maak er een echte van Gogh bij.
Slide 7 - Tekstslide
Bespreek nog even kort de belangrijke punten bij het maken van een haiku. Benoem dat het niet noodzakelijk is dat alle vragen 'beantwoord' worden. De vragen zijn een hulpmiddel bij het zoeken naar woorden en zinnen.
Ander rijmschema? Met de tekenfunctie rechtsonder kan het schema worden doorgestreept en veranderd.
Slide 8 - Tekstslide
Laat een aantal leerlingen de gemaakte haiku's voorlezen, en / of op het digibord schrijven met hun vinger of de digibord-pen. Gebruik daarvoor de tekenfunctie rechtsonder.
Slide 9 - Tekstslide
Vertel dat de leerlingen nu (alleen of in tweetallen) een haiku gaan maken bij een ander schilderij van Vincent. Ze kunnen kiezen uit de voorbeelden op het digibord. Toon daarna met ca. 10 seconden per slide de individuele werken, en vraag de leerlingen om vooral goed te kijken.
Bij ieder schilderij staat in de bijbehorende notities een voorbeeld van een haiku, dat naar eigen inzicht wel of niet als voorbeeld kan worden ingezet.
Slide 10 - Tekstslide
Een vrouw schenkt koffie
aan een tafeltje waarop
aardappels dampen.
De aardappeleters, 1885
Slide 11 - Tekstslide
Onder blauwe lucht
rijdt een gitzwarte stoomtrein
langs gele huizen.
Het Gele Huis ('De straat'), 1888
Slide 12 - Tekstslide
De kamer is leeg
met de deuren gesloten,
het raam op een kier.
De slaapkamer, 1888
Slide 13 - Tekstslide
Bloemen als vlinders
in blauw en paars, groen en geel
wuivend naar de stad.
Veld met irissen bij Arles, 1888
Slide 14 - Tekstslide
Japanse dame
in kleurrijke kimono
bij kikker en pad.
Courtisane (naar Eisen), 1887
Slide 15 - Tekstslide
Iedereen weet toch
dat roken ongezond is.
De knekelman lacht.
Kop van een skelet met brandende sigaret, 1886
Slide 16 - Tekstslide
Mannen en vrouwen
aan de wandel in een park
vol jonge bomen.
Tuin met geliefden: Square Saint-Pierre, 1887
Kijk goed, welk gevoel krijg jij bij het schilderij?
Slide 17 - Tekstslide
Laat de leerlingen een keuze maken en ca. 10 minuten aan hun haiku werken. Daarvoor kunnen ze hun eerste versies op kladpapier maken. Zijn ze tevreden, dan kunnen ze hun haiku in het net overschrijven op een stevig velletje A5-papier.
Een elfje
Regel 1: Eén beginwoord
Regel 2: Twee woorden
Regel 3: Drie woorden
Regel 4: Vier woorden
Regel 5: Eén woord, in de vorm van een conclusie, uitroep of oplossing
Slide 18 - Tekstslide
Lees het gedicht voor.
Vraag:
- Wie weet welke dichtvorm dit is?
> Het is een haiku, een dichtvorm die bedacht is in Japan.
- Wie kan het lettergreepschema benoemen?
- Is het een goed gedicht over dit schilderij? Waarom wel, of niet? Of gaat het misschien meer over de maker? Of over allebei?
Wie wil er voorlezen?
Slide 19 - Tekstslide
Vraag ter afronding van de les een aantal leerlingen hun haiku's voor te lezen. Toon tijdens het voorlezen het bijbehorende schilderij op het digibord, of laat de andere leerlingen raden over welk schilderij de haiku gaat.