Flex 1MH toets spelling

• Nederlands
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 1

Flex 1MH toets spelling

Voor een zelfstandig naamwoord kun je die/dat zetten

1. waar
2. niet waar

Vul twee bepaalde lidwoorden in

in het meervoud gebruik je geen onbepaald lidwoord

1. waar
2. niet waar

Wat zijn de bijvoeglijke naamwoorden in deze zin?

De bal is groot en ligt op het groene veld.

De bal is groot.
Het bijvoeglijk naamwoord staat in de ....

1. verbogen vorm
2. onverbogen vorm

Het groene veld
Het bijvoeglijk naamwoord staat in de ....

1. verbogen vorm
2. onverbogen vorm

Wat is waar?
Er zijn meerdere antwoorden mogelijk

1. Het stoffelijk bijvoeglijk naamwoord geeft aan waarvan iets gemaakt is
2. als het BN achter het ZN staat, schrijf je het BN zonder -e (onverbogen vorm)
3. Een is een onbepaald lidwoord
4. Een werkwoord kun je vervoegen

zelfstandig naamwoord en werkwoord

zelfstandig naamwoord

werkwoord

Wat is het werkwoord en wat is het zelfstandig naamwoord?

Ik voetbal met mijn voetbal.

1. 1e voetbal = zn 2e voetbal = ww
2. 1e voetbal = ww 2e voetbal = zn
3. 1e voetbal = zn 2e voetbal = zn
4. 1e voetbal = ww 2e voetbal = ww

Noem 2 situaties wanneer je een hoofdletter schrijft.

Noem 2 situaties wanneer je een komma schrijft.

wat is waar?

groot - groter - grootst

1. groot is de stellende trap
2. groter is de stellende trap
3. grootst is de stellende trap

Wat klopt hier niet?

roze - rozer - rozest

Bedenk zelf een vraag over de stof die je moest leren.
Kun je de vragen beantwoorden?