Leerjaar 2 Hoofdstuk 3 Formules en vergelijkingen
1 / 43
Lesduur is: 45 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Video
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Tekstslide
Welke manieren om een vergelijking op te lossen zijn er in dit hoofdstuk behandeld?
A
Oplossen met grafieken
B
Oplossen met inklemmen
C
Oplossen met een tabel
D
Oplossen met de balansmethode
Slide 17 - Quizvraag
Wat zijn de coördinaten van snijpunt B?
A
(2, 3)
B
(3, 2)
C
(2, 2)
D
(3, 3)
Slide 18 - Quizvraag
Wat zijn de coördinaten van snijpunt C?
A
(5, 5)
B
(5, 2)
C
(5, -2)
D
(-2, 5)
Slide 19 - Quizvraag
Wat zijn de coördinaten van snijpunt D?
A
(3, 2)
B
(-3, 2)
C
(-2, -3)
D
(-3, -2)
Slide 20 - Quizvraag
Als je een grafiek wilt maken bij een formule. Wat is dan de eerste stap?
A
Waardes uitrekenen van punten
B
Punten tekenen in assenstelsel
C
Tabel maken
D
Rechte lijn tekenen door de punten
Slide 21 - Quizvraag
Van minimaal hoeveel punten bereken je de waardes?
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 22 - Quizvraag
Hoeveel verdient José als zij 4 uur werkt?
A
10
B
15
C
20
D
25
Slide 23 - Quizvraag
Na hoeveel uren werken heeft José 22,50 euro verdient?
A
5
B
6
C
7
D
8
Slide 24 - Quizvraag
Na hoeveel uur branden zijn de kaarsen even lang?
A
0
B
2
C
2,5
D
5
Slide 25 - Quizvraag
Hoe lang zijn de kaarsen dan?
A
30
B
15
C
20
D
10
Slide 26 - Quizvraag
Welke kaars is na 3 uur branden het langst?
A
rode kaars
B
groene kaars
Slide 27 - Quizvraag
Welke vergelijking hoort bij deze balans?
A
3b + 1 = 13
B
b + 3 = 13
Slide 28 - Quizvraag
Welke vergelijking hoort bij deze balans?
A
3b + 4 = 9b + 2
B
4b + 3 = 2b + 9
Slide 29 - Quizvraag
Wat is de eerste stap in het oplossen
van de volgende vergelijking: 5a - 4 = 9a - 16
van de volgende vergelijking: 5a - 4 = 9a - 16
A
Links de losse getallen wegwerken
B
Beide kanten delen door het getal dat voor de letter staat
C
Rechts de variabele (letter) wegwerken
D
Het maakt niet uit waar je mee begint
Slide 30 - Quizvraag
De eerste stap is het wegwerken van de variabele in het rechter lid. Wat doen we nu? 5a - 4 = 9a - 16
A
-5a aan beide kanten
B
+5a aan beide kanten
C
-9a aan beide kanten
D
+9a aan beide kanten
Slide 31 - Quizvraag
Na het wegwerken van de variabele in het rechter lid blijft over. Wat nu?
-4a -4 = -16
-4a -4 = -16
A
Links de losse getallen wegwerken
B
Beide kanten delen door het getal dat voor de letter staat
C
Rechts de variabele wegwerken
D
Het maakt niet uit waar je mee begint
Slide 32 - Quizvraag
Als we in het linker lid het losse getal werkwerken, wat blijft er dan over van de vergelijking? -4a -4 = -16
A
-4a = -20
B
-4a = -12
C
-4a = 12
D
-4a = 20
Slide 33 - Quizvraag
De laatste stap is beide kanten delen door het getal dat voor de letter (variabele) staat. -4a = -12
A
a = 3
B
a = -3
C
a = -8
D
a = 4
Slide 34 - Quizvraag
Hoe vonden jullie de quiz?
A
Leuk
B
Niet leuk
Slide 35 - Quizvraag
Hoe vonden jullie de quiz?
A
Heel erg moeilijk
B
Moeilijk
C
Gemakkelijk
D
Heel erg gemakkelijk
