VMBO T3 - H4.2 het weer - Temperatuur (Nova max)

Maak
Vraag 1 t/m 9
Blz. 104 
werkboek A
Of 
online in de online leermethode

In groepjes over 15 min bespreken
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
Natuurkunde / ScheikundeNatuurkundeMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 3

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Maak
Vraag 1 t/m 9
Blz. 104 
werkboek A
Of 
online in de online leermethode

In groepjes over 15 min bespreken

Slide 1 - Tekstslide

Bespreken
1.
a. Barometer 
b. 970 mbar tot 1040 mbar
c. 1 mbar = 100 Pa
d. Lager
e. Manometer

Slide 2 - Tekstslide

Bespreken
2.
a. Daar is het meestal rustig en zonnig weer
b. Daar heb je vaak, veel wind, regen of sneeuw.



Slide 3 - Tekstslide

Bespreken
3.
a. Dat is het verschil in druk in de band en buiten de band.
b. 
1.  absolute druk = luchtdruk +
overdruk 
2.  absolute druk = luchtdruk –
onderdruk
c. 
Formule 1 pas je toe als de
absolute druk hoger is dan de luchtdruk. 
Formule 2 pas je toe als de
absolute druk lager is dan de luchtdruk.

Slide 4 - Tekstslide

Bespreken
4.
a. Naar beneden
b. Naar rechts


Slide 5 - Tekstslide

Bespreken
5.
a. 970 mbar = 97 000 Pa
b. 1010 mbar = 101 000 Pa
c. 102 000 Pa = 1020 mbar
d. 97 500 Pa = 975 mbar
e. 980 mbar = 98 kPa
f. 102,2 kPa = 1022 mbar

Slide 6 - Tekstslide

Bespreken
6.
a. Boven Oost Europa van Wit Rusland tot Italië.
b. Zonnig met ongeveer 20°C
c. Boven Ierland
d. Half bewolkt met buien en ongeveer 20°C
e. Tussen de 1015 en 1020 mbar
f. Dan komt er waarschijnlijk meer wind en meer buien

Slide 7 - Tekstslide

Bespreken
7. Er heerst een overdruk in de cleanroom. Daardoor stroomt er lucht van binnen naar buiten


8.
a. manometer
b. B, overdruk in de band
c. A. Ja, de meter geeft dan een druk aan die te hoog is.

Slide 8 - Tekstslide

Bespreken
9.  Absolute druk= luchtdruk - onderdruk
      1 bar - 0,7 bar = 0,3 bar absolute druk

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Wat is temperatuur?

Slide 11 - Open vraag

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Link

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Wat gebeurt er bij 0°C als je dit aan
Andreas Celsius vraagt?
Water kookt
IJs smelt

Slide 19 - Poll

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Maak
van H4.2 vraag 13 t/m 21
op blz. 107 werkboek A

Slide 25 - Tekstslide

Bespreken
13.
a. Het aanbrengen of controleren van een schaalverdeling noem je ijken.
b. De temperatuurschaal van Celsius heeft twee vaste punten:
  • het lage punt (0°C) is het smeltpunt van ijs.
  • Het hoge punt (100°C) is het kookpunt van water.
c. Een bimeteaal bestaat uit twee strips van verschillende metalen.
d. Als de temperatuur stijgt, zet de ene strip sterker uit dan de andere.

Slide 26 - Tekstslide

Bespreken
14. Het ene metaal zet bij verwarming meer uit dan het andere metaal.


Slide 27 - Tekstslide

Bespreken
15. 

Slide 28 - Tekstslide

Bespreken
16.
a.



b. A. vloeistofthemometer, B. bimetaalthermometer en C. vloeistofthermometer.

Slide 29 - Tekstslide

Hoe warm is het als het 293K is?
A
293K+273=566°C
B
293K-273=20°C
C
293K+100=393°C
D
293K-100=193°C

Slide 30 - Quizvraag

Wat is temperatuur?

Slide 31 - Woordweb