Wegen les 1

• Rekenen
• Praktijkonderwijs
• Leerjaar 1

Wegen les 1

EP-11 blijft bij meneer Hoek

EP-12 gaat met meneer Boxum mee.

Na 45 minuten wisselen we

Lesdoel: aan het eind van de les weten de leerlingen wat een kilo is en welke verschillende weegschalen er zijn.

Wat voor ding zag je zojuist?

Welke kant is zwaarder?

Links

Rechts

Welke maten heb je bij het wegen?

Weegschaal

Weegschaal

Je kunt zien hoe zwaar iets  is.

Personen weegschaal

Je kunt jezelf hierop wegen, je kunt dan zien hoe zwaar je bent.

Groente & fruit weegschaal

Hiermee weeg je je groente en fruit in de supermarkt

Kofferweegschaal

Je kunt er je koffer mee wegen

Brievenweegschaal

Je kunt brieven wegen zodat je weet hoeveel postzegels er op de envelop moeten.

Keukenweegschaal

Je kunt de ingrediënten van een kookrecept hierin wegen.

Belangrijk om te weten:

1 kilogram (kg) = 1.000 gram

0,5 kg = 500 gram

Hoeveel gram is 1 kg?

1. 10
2. 100
3. 1.000
4. 10.000

Hoeveel gram is 0,5 kg?

1. 0,55
2. 5
3. 50
4. 500

Hoeveel gram is 0,5 kg?

1. 400
2. 500
3. 600
4. 700

Hoeveel kg is 5.000 gram?

1. 5 kg
2. 0,5 kg
3. 50 kg
4. 500 kg

Wat is de afkorting van kilogram?

1. k
2. gk
3. kg
4. Heeft geen afkorting

Hoeveel gram is 1 kg?

1. 1
2. 10
3. 100
4. 1000

Zoek een ding dat een kilo weegt

Zoek een ding dat een gram weegt

Maak de volgende bladzijdes in het boekje:

De kilogram t/m opdracht 7 + rekenwerkblad gewichten

Lesdoel: aan het eind van de les weten de leerlingen wat een kilo is en welke verschillende weegschalen er zijn.