BTV

BTV op de Politieacademie
Herhaling
- werkwoordstijden
- taalverzorging
- redenen van wetenschap
- de opbouw van een proces-verbaal
     


1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

BTV op de Politieacademie
Herhaling
- werkwoordstijden
- taalverzorging
- redenen van wetenschap
- de opbouw van een proces-verbaal
     


Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke werkwoordstijden gebruik je over het algemeen in een proces-verbaal en mutatie
A
v.t.t. (voltooid tegenwoordige tijd) Hij is gevallen.
B
o.v.t. (onvoltooid verleden tijd) Hij viel.
C
o.t.t. (onvoltooid tegenwoordige tijd) Hij valt.
D
v.v.t. (voltooid verleden tijd) Hij was gevallen.

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Omdat een mutatie of bevindingen (waarnemingen) na de gebeurtenis beschreven worden, gebruiken we over het algemeen de o.v.t. (onvoltooid verleden tijd).

Wanneer je beschrijft wat er is gebeurd voordat jij ter plaatse kwam, gebruik je de voltooid verleden tijd.

Ik hoorde dat de man mij vertelde dat zijn collega van de trap was gevallen.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een mutatie?
Wat is het doel van een mutatie?
Wat is het verschil tussen een mutatie en een proces-verbaal?

Slide 4 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Een mutatie is een korte, zakelijke tekst waarin verslag wordt gedaan van een gebeurtenis tijdens de dienst.
Het doel van een mutatie is het vastleggen en opslaan van gegevens.
Verschil met een proces-verbaal: geen bewijslast.

Een mutatie kan worden opgevraagd door een advocaat of verdachte. Het is dus belangrijk om altijd alert te zijn op wat er in een mutatie wordt gezet. 

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een goede informatie geeft antwoord op de W-vragen, de 7 gouden W's: waar, wanneer, wat, wie, waarmee, welke wijze en waarom.
Een mutatie moet voldoende informatie bevatten. Daarom beantwoorden we niet alleen de W-vragen, maar gebruiken we ook het ASTMA-model.
Wat houdt het ASTMA-model in?

Slide 6 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

ASTMA-model (chronologie)

- aanleiding: Waar bevond jij je en wat was je aan het doen? Waar moest je naartoe en waarom?

- situatie: Welke situatie tref je aan? Wat zie je daar?

- toelichting: Beschrijf de bijzonderheden (de kern) van de situatie. Wat is het achterliggende verhaal? Wat speelt er? Wie zijn de betrokkenen?

- maatregelen: Beschrijf de maatregelen die je ter plaatse hebt getroffen. Wat heb je ondernomen? Wie heb je ingeschakeld?

- afhandeling: Beschrijf welke afspraken je met de betrokkenen hebt gemaakt. Wat moet er nog gebeuren?

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel zintuigen heeft een mens?

Slide 8 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Goed of fout?
Ik zag dat iemand de ruit had ingegooid
A
Goed
B
Fout

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een handeling is alleen maar waarneembaar op het moment dat die wordt uitgevoerd.
Achteraf is alleen het (eind)resultaat nog waarneembaar.

Je kunt wel schrijven:
Ik zag dat er een gat in de ruit zat. 

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Herschrijf of verduidelijk de volgende zinnen met de redenen van wetenschap.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ik zag dat de glasscherven op de grond gevallen waren.

Slide 12 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Ik zag dat er een man op het terras zat, die een wapen bij zich had.

Slide 13 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Ik zag en hoorde dat de man woedend was.

Slide 14 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Ik merkte dat de vrouw niets wilde zeggen.

Slide 15 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de correcte schrijfwijze?
A
Hulp officier van Justitie
B
hulp officier van justitie
C
hulpofficier van justitie
D
Hulpofficier van Justitie

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat wordt er bedoeld met 'vast decor'?
En wat wordt er bedoeld met 'variabel decor'?

Slide 17 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Beschrijving PD - plaats delict

Vast decor
Kenmerken die er altijd zijn en die niets met het strafbare feit te maken hebben.
Dit beschrijf je in de tegenwoordige tijd en zonder redenen van wetenschap.
Dit doen we omdat het vast decor niet zo snel verandert. 

Variabel decor of veranderlijke decor
Na de beschrijving vast decor geef je een beschrijving van het veranderlijk decor.
Dit beschrijf je in de verleden tijd en met de redenen van wetenschap.

Let op het gebruik van liggen, zitten, staan of lopen. Gebruik bevinden zich (bevindt zich), zijn (is) ....

Kies altijd een referentiepunt en beschrijf vanaf dat punt.
Gezien vanaf ....
Gezien vanaf ... kijkend in de richting van ....

Hoofd- en bijzaken
Kijk per casus goed naar de decoromschrijving.  Wat is relevant? En wat is niet relevant?

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekent seponeren?
A
Een schikking aanbieden
B
Iemand vrijspreken
C
In hoger beroep gaan
D
Niet vervolgen

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het juiste voorzetsel?
De politie heeft belang ... een goed contact met de burger.
A
van
B
met
C
in
D
bij

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In welke zin staan de leestekens correct?
A
De man riep: Rot op.
B
De man riep: Rot op!"
C
De man riep: "Rot op".
D
De man riep: "Rot op."

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke vragen roept de volgende zin op?
Ik zag voor mij een man lopen, hij liep op een afstand van 5 meter.

Slide 22 - Woordweb

De man liep op 5 meter afstand, maar van wie of wat?

Ik zag voor mij een man lopen. Hij liep in dezelfde richting als ik. De afstand tussen ons bedroeg op dat moment ongeveer 5 meter. 
In de verklaring (aangifte) schrijf je de bestanddelen zoveel mogelijk in de eigen woorden van de aangever op.

Benoem het strafbare feit en herschrijf de volgende bestanddelenzinnen.

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vernieling auto (Art. 350)
Hij die opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielt, beschadigt, onbruikbaar maakt of wegmaakt.

Slide 24 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Oplichting (Art. 326)
Hij, die met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, hetzij door het aannemen een valse naam of valse hoedanigheid, hetzij door listige kunstgrepen, hetzij door een samenweefsel van verdichtsels, iemand beweegt tot afgifte van enig goed, tot het ter beschikking stellen van gegevens met geldswaarde in het handelsverkeer, tot het aangaan van een schuld of tot het tenietdoen van een inschuld.

Slide 25 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Geef globaal de opbouw van tekst (aangifte) aan.
Inleiding:
Kern:
Slot:

Slide 26 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het doel van een pv bevindingen?

Slide 27 - Woordweb

Waarheidsvinding strafbaar feit (onderzoek strafbare feiten, onderzoek strafbare handelingen).
Toezicht op de opsporing (eigen handelen, handelen opsporingsdienst).
Naslagwerk

Het gaat in een pv van bevindingen om het objectief, waarheidsgetrouw en zakelijk vastleggen van waarneming en optreden door de politie.
Door deze in een pv vast te leggen, gaan ze deel uitmaken van het bewijs voor de rechter.
Doel proces-verbaal bevindingen
- Waarheidsvinding strafbaar feit
       onderzoek strafbare feiten
       onderzoek strafbare handelingen
- Toezicht op de opsporing
       eigen handelen
       handelen opsporingsdienst
- Naslagwerk

Het gaat in een proces-verbaal van bevindingen om het objectief, waarheidsgetrouw en zakelijk vastleggen van waarnemingen en optreden door de politie. 
Door deze in een proces-verbaal vast te leggen, gaan ze deel uitmaken van het bewijs voor de rechter. 

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Geef globaal de opbouw van pv bevindingen.
Inleiding:
Kern:
Slot:

Slide 29 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Zoek de fout(en)
Op Maandag 8 Juli, omstreeks 15:00 uur, kwam ik met mijn auto aan bij mijn woning aan de Ibislaan 14 in Apeldoorn.

Slide 30 - Woordweb

Op maandag 8 juli, omstreeks 15:00 uur, kwam ik met mijn .....
Zoek de fout(en)
Ik antwoorde het operationeel centrum dat we gelijk ter plaatsen gingen.

Slide 31 - Woordweb

Ik antwoordde het Operationeel Centrum dat we direct ter plaatse gingen.
Welke vragen roepen de volgende zinnen op met betrekking tot redenen van wetenschap?

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ik zag dat zij het voorwerp met haar rechterhand wilde pakken.

Slide 33 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Ik zag dat mijn horloge weggenomen was.

Slide 34 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Op het Vogelpad zag ik een man op een fiets.

Slide 35 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

De vorm en uitwerking van een pv getuigenverhoor komt overeen met een ander proces-verbaal. Welk pv is dit?

Slide 36 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

In welke twee varianten kan een getuigenverhoor geschreven worden?

Slide 37 - Woordweb

'Monoloog en vraag/antwoordvorm
Monoloog: tekst die uitgesproken wordt door één persoon.
Dialoog: gesprek tussen twee personen. 
Welk van de onderstaande zinnen kun je het beste gebruiken bij een getuigenverhoor?
A
"U bent een belangrijke getuige voor ons."
B
"Hoe zag de dader eruit? Zeker een petje op met nektasje om van Gucci?"
C
"Is er u iets bijzonders opgevallen op dat moment?"
D
'Het is niet erg als u iets niet weet?"

Slide 38 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waar let je op bij de betrouwbaarheid van een getuigenverklaring?
A
Leeftijd, afkomst, consistentie
B
Consistentie, afkomst, accuraatheid
C
Accuraatheid, consistentie, volledigheid
D
Volledigheid, afkomst, accuraatheid

Slide 39 - Quizvraag

Consistentie = samenhang, overeenstemming
Accuraatheid = precies, nauwkeurig, zorgvuldig
Wat is jouw belangrijkste aandachtspunt bij het schrijven van een pv?

Slide 40 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies