Verhoudingen en verbanden (wiscat)

Verhoudingen en verbanden 
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
RekenenHBOStudiejaar 1

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Verhoudingen en verbanden 

Slide 1 - Tekstslide

Rode en paarse rozen
  • Lees de tekst
  • Probeer de prijzen van de rozen in te vullen

Slide 2 - Tekstslide

Maand
Rood
Paars
Januari
€4
€8
Februari
Maart
€3
€6
April
€3
€6
Mei
€3
€6
Juni
€5
Maand
Rood
Paars
Juli
€6
Augustus
€10
september
€10
Oktober
€2,50
€5
November
€4
December
€4
Deze antwoorden kun je uit de tekst halen:

Slide 3 - Tekstslide

Maand
Rood
Paars
Januari
€4
€8
Februari
'Door Valentijnsdag steeg de vraag naar rozen. Bloemenzaak de gouden tulp zag zijn kans schoon en verdubbelde de prijzen van de rozen.'

Slide 4 - Tekstslide

Maand
Rood
Paars
Januari
€4
€8
Februari
€8
€16
'Door Valentijnsdag steeg de vraag naar rozen. Bloemenzaak de gouden tulp zag zijn kans schoon en verdubbelde de prijzen van de rozen.'
(Het dubbele van 4 is 8 en het dubbele van 8 is 16)

Slide 5 - Tekstslide

'De paarse roos kost daar het hele jaar door dubbel zo veel geld dan dat de rode roos kost.'
Maand
Rood
Paars
Januari
€4
€8
Februari
€8
€16
Maart
€3
€6
April
€3
€6
Mei
€3
€6
Juni
€5
€10

Slide 6 - Tekstslide

Maand
Rood
Paars
Juli
€6
€12
Augustus
€5
€10
september
€5
€10
Oktober
€2,50
€5
November
€2
€4
December
€2
€4
'De paarse roos kost daar het hele jaar door dubbel zo veel geld dan dat de rode roos kost.'
(Dit betekent dus dat de rode roos altijd de helft van de paarse roos kost)
x2
:2

Slide 7 - Tekstslide

De verhouding van de prijs van de rode en paarse roos is in dit verhaal dus 1:2

Kost een rode roos €1,- dan kost de paarse €2,-
Kost een rode roos €2,- dan kost de paarse €4,-
De paarse roos is in dit verhaal dus het dubbele van de rode roos.

Kost een rode roos €1,- dan kost de paarse €2,-
Kost een rode roos €2,- dan kost de paarse €4,-


rode roos
1,-
2,-
3,-
4,-
5,-
Paarse roos
2,-
4,-
6,-
8,-
10,-
De verhouding van de prijs van de rode en paarse roos is in dit verhaal dus 1:2

Slide 8 - Tekstslide

Hoe duur kost de paarse roos als een rode roos €15,- kost
A
7,50
B
15,-
C
30,-

Slide 9 - Quizvraag

De prijzen veranderen. Wanneer de rode roos €2,- kost, is de paarse €3,-. Wat zal de nieuwe verhouding zijn?
A
1:3
B
2:3
C
2:6
D
1:6

Slide 10 - Quizvraag

Rode 
2,-
4,-
10,-
Paarse
3,-
12,-
24,-
30,-
Tip: Waarmee je aan de bovenkant vermenigvuldigd, daarmee vermenigvuldig je ook aan de onderkant
6,-
8,-
15,-
16,-
20,-

Slide 11 - Sleepvraag

Ik koop voor €270,- aan paarse rozen
Ik koop een zelfde aantal aan rode rozen. Welk bedrag betaal ik hiervoor?

Slide 12 - Open vraag

De prijs van rode, witte en gele tulpen verhouden zich als 1:4:5. Ik koop van elke kleur evenveel tulpen. Ik betaal daar €330,- voor. Hoeveel geld heb ik uitgegeven aan de witte tulpen? (Overleg in je groepje.)

Slide 13 - Open vraag

-De prijs van rode, witte en gele tulpen verhouden zich als 1:4:5.

1+4+5= 10 Er zijn dus 10 delen in totaal.
R
W
W
W
W
G
G
G
G
G
Stel ik geef €10,- in totaal uit hoeveel betaal ik dan per blokje?
Hoeveel betaal ik dan voor de witte?


Slide 14 - Tekstslide

De verhouding van de rode, witte en gele tulpen is nu 1:5:6. Ik koop van elke kleur evenveel rozen en betaal €144,-. Hoeveel heb ik betaald voor de gele?

Slide 15 - Open vraag

Kom je hier als groepje ook uit?
In het winkelcentrum zijn drie supermarkten. De weekomzet van Albert en BuurtSuper verhouden zich als 3 : 2 en de weekomzet van Albert en Coop verhouden zich als 2 : 1.
Gezamenlijk hadden de drie supermarkten een weekomzet van € 325.000 in de eerste week van april.
Bereken de weekomzet van BuurtSuper in de eerste week van april.

Bespreek het met elkaar en schrijf je antwoord op je blad.
Tip: Maak van de twee verhoudingen een verhouding 
Kom je hier als groepje ook uit?
In het winkelcentrum zijn drie supermarkten. De weekomzet van Albert en BuurtSuper verhouden zich als 3 : 2 en de weekomzet van Albert en Coop verhouden zich als 2 : 1.
Gezamenlijk hadden de drie supermarkten een weekomzet van € 325.000 in de eerste week van april.
Bereken de weekomzet van BuurtSuper in de eerste week van april.

Bespreek het met elkaar en schrijf je antwoord op je blad.
Tip: Maak van de 2 verhoudingen 1 verhouding 

Slide 16 - Tekstslide

Wat was de weekomzet van Buurtsuper in de eerste week van april?

Slide 17 - Open vraag

1. Welke supermarkt komt in beide verhoudingen voor?
2. Maak die getallen hetzelfde door te vermenigvuldigen
3. Vermenigvuldig de andere getallen 
4. je voegt het samen als een verhouding

Albert
Buurts.
Coop
3
2
2
1

Slide 18 - Tekstslide

oppervlakte verhoudingen

Slide 19 - Tekstslide

Hoe bereken je de oppervlakte
A
Lengte + breedte
B
Lengte x breedte x hoogte
C
Lengte x breedte
D
Lengte + breedte + hoogte

Slide 20 - Quizvraag

Er is een kleine en een grote tafel die zich verhouden als 1:5. De kleine tafel is 1 m2, hoeveel m2 is de grote tafel?
A
5
B
10
C
20
D
25

Slide 21 - Quizvraag

De verhouding is nog steeds 1:5.
De kleine is nu 4m2. Hoeveel m2 is de grote dan? (overleg in je groepje)

Slide 22 - Open vraag


Er zijn twee tuinen die zich verhouden als 1: 8
De kleine tuin heeft een oppervlakte van 7m2. Wat is de oppervlakte van de grote tuin? (overleg in je groepje)

Slide 23 - Open vraag

De verhouding is nogsteeds 1:8. De grote tuin is 832 m2. Hoe hoeveel m2 is de kleine dan
A
10
B
11
C
12
D
13

Slide 24 - Quizvraag

extra vragen

Slide 25 - Tekstslide

Appels bij boer Bas: 5 kilo voor € 8 !
Hoeveel betaal je voor 3 kg appels
A
4,50
B
5,00
C
5,50
D
Anders

Slide 26 - Quizvraag

Appels bij boer Bas: 5 kilo voor € 8 !

Hoeveel KG appels koop ik voor €6,-
A
2
B
2,75
C
3,75
D
Anders

Slide 27 - Quizvraag

Tamara en Els maken ranja. Tamara gebruikt 2,5 liter siroop en 12 liter water, Els gebruikt 1,5 liter siroop en 9 liter water.
Wie maakt de zoetste ranja: Tamara of Els?

A
Tamara
B
Els

Slide 28 - Quizvraag

De koers van de Amerikaanse dollar ten opzichte van de euro is vandaag $ 1,30 voor € 1.
Een treinkaartje van New York naar Washington kost $ 84,50
Wat kost dit kaartje in euro’s?

A
50
B
55
C
60
D
65

Slide 29 - Quizvraag