Epilepsie

Epilepsie 
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingBeroepsopleiding

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 8 videos.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Epilepsie 

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waar denk je aan bij epilepsie?

Slide 2 - Woordweb

Epilepsie is een aandoening van het centrale zenuwstelsel.
De hersenen bestaan uit zenuwcellen. 

Voor bepaalde processen worden elektrische prikkels doorgegeven met boodschapperstoffen (neurotransmitters).
De overdracht van de elektrische prikkels is verstoord.


Epilepsie is een aandoening van het centrale zenuwstelsel.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke vormen van epilepsie ken je?

Slide 4 - Open vraag

Voor 2017 werden onderstaande benamingen gebruikt.
Partiële Epilepsie & Gegeneraliseerde Epilepsie.
Verschil= gedeelte (part) van de hersenen is betrokken of beide hersenhelften of alle zenuwen zijn betrokken.
- Partiële eenvoudige en complexe epilepsie
-> Aura, vinger, arm, lichaamshelft, (verlaagd) bewustzijn
- Gegeneraliseerde epilepsie (bewusteloos)
-> Abscence
-> Myoclonische aanval
-> Atonische aanval
-> Tonisch-clonische aanval
-> Status epilepticus.

Slide 5 - Tekstslide

Epilepsie is een overreactie van een bepaald hersendeel of geheel onder begeleiding van kortsluiting.

Epilepsie is een aandoening, waarbij regelmatig aanvallen van veranderingen in de elektrische activiteit in de hersenen optreden. In plaats van kleine beetjes stroom, waardoor je kunt lopen of praten, produceren de hersenen opeens te veel of veel te veel stroom. Hierdoor kan een insult, een epileptische aanval, ontstaan.

2

Slide 6 - Video

Deze slide heeft geen instructies

00:39
Een aanval veroorzaakt door een prikkelverstoring in beide hersenhelften noemt men
A
Focale aanval
B
Gegeneraliseerde aanval

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

01:25
Aanvallen kunnen er heel verschillend uitzien.
Waar wordt dat door bepaald?

Slide 8 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Tekstslide

De onderverdeling is op basis waar ze beginnen in de hersenen, de gewaarwording van de zorgvrager en andere symptomen zoals bewegingen.

Met gewaarwording bedoelen we of iemand zich bewust is van de aanval en wat er om hem heen gebeurt.
De gewaarwording kan 'intact' zijn of 'verminderd'.

Wat zijn oorzaken van epilepsie?

Slide 11 - Open vraag

Te kort aan zuurstof in de hersenen (door geboorte of ongeval)
Afwijking in de structuur van de hersenen
Stofwisselingsstoornissen in de hersenen
Infecties(hersenvliesontsteking)
Vaataandoeningen in de hersenen
Tumoren
Littekenweefsel
Uitlokkende factoren 

Slide 12 - Tekstslide

  • Overmatig alcoholgebruik
  • Bepaalde vormen van drugs
  • Slaaptekort
  • Periode voor of na inspanningen/emoties/stress
  • De periode voor en tijdens de menstruatie (hormonale veranderingen)
  • Lichtflitsen
  • Temperatuurwisselingen (koorts)
  • Het niet innemen van medicatie
Prodroom:
Je niet lekker voelen. Hoofdpijn, buikpijn.

Soms voel je een aanval aankomen. Ze krijgen dan voordat de aanval begint verschijnselen zoals bijvoorbeeld lichtflitsen en/of een opstijgend gevoel uit de maag. Vreemde smaak in de mond en/of stemmingswisselingen.
Deze verschijnselen noemen we een aura

Slide 13 - Tekstslide

Bij deze aanval blijf je bij bewustzijn. Je hebt een kleine, plaatselijke verstoring in je hersenen. Hierdoor schokt bijvoorbeeld je arm, of been. Of je voelt, ziet of ervaart iets. Je beseft dat je een aanval hebt en kunt ook vertellen wat je tijdens de aanval beleeft.

Je hebt een aanval in een klein deel van je hersenen. Daarom wordt het ook wel lokale aanval genoemd. De oude naam ‘eenvoudig partiële aanval’ wordt ook nog gebruikt.

Slide 14 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 15 - Tekstslide

Temporaal kwab: slaapkwab
Frontaalkwab: voorhoofdskwab

Bij een focale aanval met verminderde gewaarwording, voorheen complex partiële aanval genoemd, is het bewustzijn geheel of gedeeltelijk verdwenen. De verschijnselen zijn heel verschillend. Soms heeft iemand alleen een (sterk) verlaagd bewustzijn, de persoon staart voor zich uit en reageert niet op aanspreken. Vaak zijn er automatismen; deze zijn subtiel (friemelen, smakken), of onrustig (uitkleden, weg willen lopen), of heftig (trappelen, dreigend of agressief gedrag

Slide 16 - Tekstslide

Na een aanval volgt vaak nog een periode met postictale klachten: desoriëntatie, met hoofdpijn of vermoeidheid. Als er geen aura is geweest en er ook geen postictale klachten zijn, weet de zorgvrager vaak niet dat hij een aanval heeft gehad.
Aura' Focale aanvallen met verstoorde gewaarwording worden vaak voorafgegaan door een aura. Dit is in feite een focaal aanvalletje met intacte gewaarwording. Dit focale begin duurt maar enkele seconden en bestaat vaak uit een opstijgend gevoel vanuit de maagstreek, een vreemd onbestemd gevoel dat langs de slokdarm omhoog trekt. Ook een déjà vu-gevoel (het gevoel dat iets al eerder gebeurd is) of een gevoel van onwerkelijkheid komt vaak voor. Soms heeft iemand een vieze smaak in de mond of ruikt iets vreemds. Ook andere verschijnselen kunnen optreden, zoals beschreven bij focale aanvallen met intacte gewaarwording. Soms blijft het bij deze verschijnselen, soms zet de aanval door en daalt het bewustzijn verder.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 18 - Video

Bij deze aanval is het bewustzijn verlaagd. Het is niet helemaal weg, maar je weet niet meer wat je doet. Je vertoont daarnaast vaak vreemd gedrag.
Soms ga je smakken of friemelen. Of je maakt ineens geluid, verplaatst voorwerpen of gaat rondlopen. Vaak herkennen mensen deze aanval niet als epilepsie.

Slide 19 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Tonisch-clonische aanvallen 

Slide 20 - Tekstslide

De tonisch-clonische aanval is de meest bekende aanval, maar niet de meest voorkomende. 

Deze aanval wordt ook wel toeval, insult of grote aanval genoemd. Vroeger sprak men ook wel over 'grand mal'. Tonisch-clonisch betekent verkrampt en schokkend. De naam geeft aan wat tijdens een aanval gebeurt.

Slide 21 - Video

Deze aanval wordt ook wel ‘grote aanval’ of insult genoemd. Het is de meest bekende, maar niet de meest voorkomende aanval.
Tonisch betekent verkrampt en clonisch betekent schokkend. Dat is precies wat er gebeurt tijdens een grote aanval. Hoe ziet deze aanval eruit?
Er ontstaat een verstoring in heel je hersenen.
Je spieren verkrampen. Je verliest je bewustzijn en valt.
Daarna beginnen je spieren te schokken. In je armen, benen en gezicht.
De spierbewegingen worden langzamer.
Daarna kom je langzaam weer bij.
De tonische fase
Alle spieren worden aangespannen, waardoor je verkrampt. 
Door de verkramping:
  • trekken de borstspieren samen, waardoor de zorgvrager een schreeuw kan slaken
  • raakt de ademhaling verstoord en kan de zorgvrager blauw aanlopen
  • kan de zorgvrager niet slikken en hoopt speeksel zich op
  • kan de tong of wang beklemd raken tussen de tanden, waardoor bloed uit de mond kan lopen

Slide 22 - Tekstslide

De tonische fase duurt ongeveer een halve minuut. 
De zorgvrager is bewusteloos en voelt niets. !!!!

Tongbeet: het beklemd raken van de tong of wang tussen de tanden.
De Clonische fase
Door de ontlading in de hersenen:
  • Het lichaam verslapt en verkrampt afwisselend, waardoor armen, benen en gezicht schokken.
  • De ademhaling komt weer op gang. Het opgehoopte speeksel, soms vermengd met wat bloed, wordt als schuim naar buiten geblazen.

Slide 23 - Tekstslide

Duurt een halve tot anderhalve minuut
De ontlading in de hersenen roept een verdedigingsmechanisme op. 
Daardoor verslapt je lichaam even, waarna het weer aanspant. 
Dit proces herhaalt zich, waardoor je gaat schokken in armen, benen en gezicht.
De verslappingsfase
  • De schokken nemen geleidelijk af en de periodes van verslapping nemen toe, totdat het hele lichaam ontspannen is.
  • De zorgvrager ziet vaak bleek en ademt diep en rochelend. Soms verliest hij urine of braakt hij.


Slide 24 - Tekstslide

De aanval stopt meestal vanzelf, na een paar minuten. De schokken nemen langzaam af, tot het hele lichaam ontspannen is. 

Als de zorgvrager bijkomt, is hij verward en heeft hij hoofdpijn. Meestal wil hij slapen, soms gaat de bewusteloosheid direct over in slaap. De herstelfase kan vijf minuten tot langer dan een dag duren.

Tijdelijke verlamming: Toddse parese
Bij sommige mensen treedt na een epileptische aanval een tijdelijke verlamming op aan één kant van het lichaam. 
Deze verlamming (Toddse parese) gaat na een paar dagen vanzelf weer over en wordt veroorzaakt door uitputting van hersencellen die bij de aanval betrokken waren.

Status epilepticus
Als een tonisch-clonische aanval langer duurt dan 5 minuten en niet vanzelf stopt, of wanneer de trekkingen direct na de aanval weer opnieuw beginnen voordat het bewustzijn is teruggekeerd, dreigt een status epilepticus. Om te voorkomen dat iemand in een status epilepticus komt, wordt meestal afgesproken dat de persoon waarbij de aanval na 5 minuten niet over is, medicatie toegediend krijgt die de aanval kan stoppen.
Dus 112 bellen of arts waarschuwen



Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke fase duurt een halve tot anderhalve minuut?
A
Clonische fase
B
Herstelfase
C
Tonische fase

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer spreekt men van een status epilepticus? Als een aanval langer duurt dan...
A
3 minuten
B
4 minuten
C
5 minuten
D
langer dan 5 minuten

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij welke aanval is er sprake van bewustzijnsverlies?
A
Focale aanvallen
B
Gegeneraliseerde aanvallen

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een gevaar bij een grand-mal is hersenbeschadiging door zuurstof tekort
A
Juist
B
Onjuist

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 31 - Video

Absences komen vooral voor op jonge leeftijd, tweemaal vaker bij meisjes dan bij jongens. Vroeger werd een absence ook wel ‘petit mal’ of kleine aanval genoemd.

Bij een absence staart de zorgvrager drie tot dertig seconden voor zich uit en gaat dan weer door met zijn bezigheden. Absences vallen vaak pas op als ze heel vaak optreden.

Atypische absences zijn absences met bijkomende verschijnselen, zoals automatismen, spiertrekkingen of spierkrampen


Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 35 - Tekstslide

Behandeling
De meeste mensen met epilepsie worden behandeld met medicijnen (anti-epileptica). Zij onderdrukken de aanvallen bij ongeveer 70% van de mensen. In sommige gevallen is het mogelijk de epilepsie operatief te behandelen. 
Het gaat dan meestal om mensen, die niet of onvoldoende reageren op behandeling met medicijnen of onaanvaardbare bijwerkingen krijgen. Als anti-epileptica en operatie geen opties zijn, wordt soms uitgeweken naar het ketogeen dieet of Nervus Vagus Stimulatie (NVS). Een relatief nieuwe methode is Diepe Brein Stimulatie (DBS).

Moderne medicijnen tegen epilepsie kun je met een gerust hart een dag overslaan. Zo goed zijn ze.
A
Ja
B
Nee

Slide 36 - Quizvraag

Aan het begin van de behandeling met medicijnen, start de arts met een zo laag mogelijke dosering. 
Het lichaam moet wennen aan de behandeling en in de beginfase kunnen verschijnselen als dronkenschap, duizeligheid, traagheid, misselijkheid, slaperigheid of gebrek aan eetlust voorkomen. 

Na een maand zijn deze verschijnselen verdwenen. Zorgvragers die wel overgevoelig reageren kunnen huiduitslag krijgen. 

Als verpleegkundige is het van belang dat je observeert en vraagt of de zorgvrager ook last heeft van deze bijwerkingen. Soms kunnen zorgvragers problemen krijgen met de lever of nieren, of keelontsteking, haaruitval of bloedarmoede krijgen. Dit komt niet vaak voor. 

Verder zegt de hoeveelheid medicijnen niets over de ernst van de epilepsie. De hoeveelheid werkzame stof die via de darmen wordt opgenomen in het bloed bepaalt hoeveel medicatie de zorgvrager nodig heeft. Bij de een is dit wat meer dan bij de ander, voor een optimale werking.


Welke leefregels kan iemand met epilepsie toepassen

Slide 37 - Open vraag

  • Leren rekening houden met de ziekte, maar wel zoveel mogelijk normaal doen.
  • Baden (zwemmen) altijd me een kraag om en liefst onder begeleiding.
  • Sporten (een versnelde ademhaling kan een aanval uitlokken), sommige sporten zijn gevaarlijk of verboden (bv. berg beklimmen)
  • Bij fietsen een helm dragen
  • Beperkt alcoholgebruik
  • Autorijden (min. één jaar aanvalsvrij)
  • Beroep; oppassen met werken op steigers, gevaarlijke machines, op zee, e.d.
  • Regelmatig en voldoende slapen / rusten
  • Stressvolle situaties vermijden
Uitlokkende prikkels vermijden
- televisie/ videospelletjes op 2 meter afstand
- computerschermen met beeldfrequentie van min. 70 Hz of LCD- / TFT-scherm
- oppassen met discotheekbezoek of discolampen
- bij fel zonlicht een klep of zonnebril
- contrastrijk streeppatroon vermijden (bv. luxaflex, roltrappen, behang)

Als iemand in zijn of haar leven één keer een insult doormaakt, dan heeft iemand epilepsie
A
Ja
B
Nee

Slide 38 - Quizvraag

Nee, er moet spraken zijn van regelmatige aanvallen. 

Slide 39 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 40 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Niet epileptische aanval

Soms komen verschijnselen voor die op epilepsie lijken, maar dat niet zijn. Enkele voorbeelden hiervan zijn:
  • Flauwvallen
  • Hartritmestoornissen
  • Migraine
  • Hyperventilatie
  • Spierschokken

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies