Klas 2K - Grammatica - H4: Voegwoorden

Goedemorgen klas 2C

Vandaag...

- stillezen
- Lezen hoofdstuk 1
Goedemiddag klas 2K

Vandaag...
- Stillezen
- Herhaling woordsoorten
- Grammatica woordsoorten H4: voegwoord

Huiswerk donderdag 10 maart
- Maken: H4 grammatica woordsoorten: voegwoorden



Leerdoelen:
- Ik kan nevenschikkende en onderschikkende voegwoorden herkennen en gebruiken
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Goedemorgen klas 2C

Vandaag...

- stillezen
- Lezen hoofdstuk 1
Goedemiddag klas 2K

Vandaag...
- Stillezen
- Herhaling woordsoorten
- Grammatica woordsoorten H4: voegwoord

Huiswerk donderdag 10 maart
- Maken: H4 grammatica woordsoorten: voegwoorden



Leerdoelen:
- Ik kan nevenschikkende en onderschikkende voegwoorden herkennen en gebruiken

Slide 1 - Tekstslide

timer
15:00

Slide 2 - Tekstslide



Benoem het onderstreepte woord:

De cavia heeft drie jongen in haar buik.
A
onbepaald lidwoord
B
voorzetsel
C
bepaald lidwoord
D
bez. vnw.

Slide 3 - Quizvraag


Benoem het onderstreepte woord:

 De cavia heeft drie jongen in haar buik.

Slide 4 - Open vraag


Benoem de onderstreepte woorden:

Hij wast vandaag zijn auto

Slide 5 - Open vraag



Hij is de zoveelste al vandaag!
A
bepaald hoofdtelwoord
B
bepaald rangtelwoord
C
onbepaald hoofdtelwoord
D
onbepaald rangtelwoord

Slide 6 - Quizvraag


Even oefenen..

Ik heb negen pennen in mijn tas.
A
bepaald hoofdtelwoord
B
bepaald rangtelwoord
C
onbepaald hoofdtelwoord
D
onbepaald rangtelwoord

Slide 7 - Quizvraag



De jongen is de eerste van de sprinters.
A
bepaald hoofdtelwoord
B
bepaald rangtelwoord
C
onbepaald hoofdtelwoord
D
onbepaald rangtelwoord

Slide 8 - Quizvraag

VOEGWOORD (vw)
Voegwoorden verbinden twee woorden, woordgroepen of zinnen met elkaar.
Tip: ze staan vaak na de komma!
Wil je vis eten vanavond of  eet je liever kip?

Wij eten krokante kip en daarna een lekker toetje.

Slide 9 - Tekstslide


Wat is het voegwoord in deze zin?

Wij eten vanavond geen vis, omdat mijn moeder dat niet lust.
A
vis
B
omdat
C
niet
D
geen

Slide 10 - Quizvraag


Wat is het voegwoord in deze zin?

Daarom bakt mijn vader biefstuk en krijg ik een lekkere visstick.
A
daarom
B
krijg
C
en
D
ik

Slide 11 - Quizvraag

Slide 12 - Video

Voegwoorden
Voegwoorden 'voegen' zinnen samen.

Dat kunnen nevenschikkende en/of
onderschikkende voegwoorden zijn. 

Dat zijn moeilijke begrippen, maar dit ga je leren! Misschien ken je al een paar voegwoorden.

Slide 13 - Tekstslide

Zinnen
Het is eerst belangrijk om te weten wat samengestelde zinnen zijn.

Er volgt hier een (korte) uitleg over.


Slide 14 - Tekstslide

Twee soorten zinnen
Enkelvoudige zin (1 pv):
De docent roept de leerlingen.
De leerlingen stoppen met praten.

Samengestelde zin (meer dan 1 pv):
De docent roept de leerlingen en de leerlingen stoppen met praten.

Slide 15 - Tekstslide

Hoofdzinnen en bijzinnen
Een samengestelde zin kan bestaan uit:
- twee hoofdzinnen
- een hoofdzin en bijzin(nen)


Slide 16 - Tekstslide

Hoofdzin
- Een hoofdzin is een zin die ook op zichzelf kan staan.

- In een hoofdzin staan het onderwerp en de persoonsvorm altijd naast elkaar (je kunt niet het woordje 'niet' ertussen zetten)

- Als er twee hoofdzinnen worden samengesteld, staat er altijd een nevenschikkend voegwoord (signaalwoord) tussen. Dat zijn de woorden:
en, of, maar, want, dus

De docent roept de leerlingen, dus stoppen zij met praten.

Slide 17 - Tekstslide

Voegwoorden
- nevenschikkende voegwoorden: 
deze verbinden twee hoofdzinnen met elkaar.
 
Er zijn er maar 5: 
 dus  en,     want,   of,    maar,      (DEWOM)              

Slide 18 - Tekstslide

Voorbeeld nevenschikkend
De ijsberen zijn in gevaar, want de poolkappen smelten sneller dan verwacht.

Dit is nevenschikkend:
- Persoonsvorm en onderwerp staan naast elkaar en er kan niks tussen. De informatie is even belangrijk.

 

Slide 19 - Tekstslide

Bijzin
-Een bijzin is een zin die niet op zichzelf kan staan.

- In een bijzin staan het onderwerp en de persoonsvorm meestal niet direct naast elkaar (en je kunt het woordje 'niet' ertussen zetten).

-Een bijzin wordt altijd gekoppeld aan een hoofdzin met een onderschikkend voegwoord (signaalwoord). Daarvan zijn er veel meer: wanneer, als, terwijl, zodra, voordat, voor, nu, toen, nadat, zolang als, totdat, sinds, doordat, zodat, waardoor, omdat, opdat, indien, mits, tenzij, hoewel, ofschoon, ondanks dat, zoals, alsof, dat, of .....

Wij gaan naar binnen, omdat het zo gaat regenen.

Slide 20 - Tekstslide

Voegwoorden

- onderschikkende voegwoorden

deze verbinden een hoofdzin en bijzin. 


aangezien, als, dat, doordat, hoewel, mits, nadat, of, ofschoon, omdat, zodat, opdat, terwijl, toen, zodra.


Toen wij naar de bioscoop fietsten, viel mijn zusje van de bagagedrager.

Slide 21 - Tekstslide

Voorbeeld onderschikkend
De ijsberen zijn in gevaar, omdat de poolkappen sneller smelten dan verwacht.

Onderschikkend (hoofdzin + bijzin):
- Onderwerp staat in de bijzin niet naast de pv.
- Of daar kan iets tussengeplaatst worden.

Slide 22 - Tekstslide

Kenmerken hoofdzin:
  • O en PV staan naast elkaar.
  • PV staat op plek 1 of 2 in de zin.
  • Elke samengestelde zin heeft een HZ.
  • Een samengestelde zin kan 2 HZ hebben.

Kenmerken bijzin:

  • O en PV staan niet naast elkaar/ je kunt het woordje 'niet'ertussen zetten.
  • PV staat op de laatste of een na laatste plek in de zin.
  • Niet elke samengestelde zin heeft een BZ.
  • BZ kan vooraan of achteraan staan.

Slide 23 - Tekstslide

Hoofd- en bijzinnen

Zo herken je hoofd- en bijzinnen:

1. Maak de zin vragend; dan vind je de PV van de hoofdzin.

2. Verander de zin van tijd; dan vind je alle PV's.

3. Zoek van de zinnen alle PV's en O's.

4. Probeer of je tussen de PV en O een woord kunt invoegen.

      - Dat lukt niet: hoofdzin.

      - Dat lukt wel: bijzin.

Slide 24 - Tekstslide

Hoofd- en bijzinnen

Er zijn dus een paar combinaties mogelijk:

1. {hoofdzin} + {hoofdzin}

Hij zwaait opa en oma uit, want die gaan een grote reis maken.

2. {hoofdzin} + (bijzin)

Hij hoopt dat hij opa en oma kan uitzwaaien.

3. (bijzin)+  {hoofdzin}

Omdat opa en oma op reis gaan, zwaait hij ze uit.

Slide 25 - Tekstslide

Zijn de zinnen die je achter de volgende zin kunt plaatsen hoofdzinnen of bijzinnen?
Annet is zenuwachtig, want......
timer
0:30
Hoofdzin
Bijzin
ze heeft nog nooit eerder opgetreden.
morgen moet ze naar de tandarts.

Slide 26 - Sleepvraag

Zijn de zinnen die je achter de volgende zin kunt plaatsen hoofdzinnen of bijzinnen?
Mijn pianoleraar vond dat ik erg goed had gespeeld,
timer
0:30
Hoofdzin
Bijzin
hoewel ik veel foutjes maakte. 
want ik maakte geen foutjes.

Slide 27 - Sleepvraag

Ik vertrouw die politicus niet, omdat hij al vaak gelogen heeft.
A
Hoofdzin + hoofdzin
B
hoofdzin + bijzin

Slide 28 - Quizvraag

Jan ziet Elly achter het raam en Wieke ziet Jan op de fiets.

A
hoofdzin + hoofdzin
B
hoofdzin + bijzin

Slide 29 - Quizvraag

De tuin is nat, doordat het regent.

A
hoofdzin + hoofzin
B
hoofdzin + bijzin

Slide 30 - Quizvraag

Ik weet nu wat samengestelde zinnen zijn (nevenschikkend/ onderschikkend)
😒🙁😐🙂😃

Slide 31 - Poll

Voegwoorden
Met voegwoorden verbind je zinnen aan elkaar (nevenschikkend/ onderschikkend)

Maar, ze laten ook een (tekst)verband zien

Slide 32 - Tekstslide

Nevenschikkend
Aaneenschakeling
en, noch, zowel...als
Tegenstelling
Maar, hetzij, of
Gevolg
dus
Reden
want

Slide 33 - Tekstslide

Onderschikkend










Sommige zijn een beetje 'ouderwets'
Tijd
terwijl, nadat, toen, wanneer, als, voordat
Reden
omdat, aangezien, nu, daar
Toegeving
hoewel, ofschoon, ook al
Oorzaak
doordag
Gevolg
zodat
Voorwaarde
als, indien, wanneer, mits, tenzij
Doel
opdat, om te, met de bedoeling dat
Neutraal
dat

Slide 34 - Tekstslide

Onderschikkend
Nevenschikkend
dus
en
maar
of
als
want
dat
doordat
dan
omdat
toen
wanneer

Slide 35 - Sleepvraag

Het meisje slaat haar zusje en zij stompt haar broertje, omdat ze stom doen.
A
hoofdzin + hoofdzin + hoofdzin
B
hoofdzin + hoofdzin + bijzin
C
hoofdzin + bijzin + bijzin

Slide 36 - Quizvraag

Ik zwem in de zee en daarna lig ik op het strand.

'en' is een nevenschikkend voegwoord en voegt
A
een hoofdzin en een bijzin aan elkaar
B
een hoofdzin en een hoofdzin aan elkaar

Slide 37 - Quizvraag

Voegwoorden die een hoofdzin en een bijzin aan elkaar voegen zijn
A
nevenschikkende voegwoorden
B
onderschikkende voegwoorden

Slide 38 - Quizvraag