les 1 en 2 woe 4 sept 2019 zinsdelen

Grammatica zinsdelen

1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 21 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Grammatica zinsdelen

Slide 1 - Tekstslide

PV/ WG/O

Persoonsvorm vinden. Gebruik alleen de tijdsproef.

https://www.youtube.com/watch?v=_N8g5xLCFTQ


Werkwoordelijk gezegde. Benoem ook de pv als wg

https://www.youtube.com/watch?v=8vAKNOJ77nU


Onderwerp.  Wie of wat + wg

https://www.youtube.com/watch?v=FKgmBAkr374



Slide 2 - Tekstslide

Verschil wg/ng

Naamwoordelijk gezegde.

https://www.youtube.com/watch?v=t9Ehz1CDd5Q


Oefenen:

Hij is op school de beste tennisser.

Slide 3 - Tekstslide

Hij is op school de beste tennisser.

Stap 1. Zoek de pv.

Tijd veranderen.


Stap 2. WG of NG?? Wat is het onderwerp in de zin?

NG? 3 stappen:

1) koppelwerkwoord (zijn, worden, blijven)

2) toestand/ eigenschap

3) relatie met het onderwerp

NG = iets wat je BENT 


Als je op deze 3 vragen géén antwoord kunt vinden, dan is het altijd een WG.




Slide 4 - Tekstslide

Volgens veel mensen is december de gezelligste maand van het jaar.

NG of WG.


Slide 5 - Tekstslide

Voor de voorzittersfunctie lijkt zij de beste kandidaat.
NG of WG

Slide 6 - Tekstslide

Nog even de wg en de ng door elkaar.

Schrijf het gezegde op en zet erachter   wg  of   ng

1) Januari bracht dit jaar veel regen.

2) Het spatbord was snel gerepareerd.

3) Hoelang is hij al populair?

4) Uiteindelijk is ook hij volwassen geworden.

5) We hebben voor het reisje een jaar gespaard.

Slide 7 - Tekstslide

De antwoorden

1) gezegde : bracht   wg

2) gezegde: was gerepareerd  wg

3) gezegde: is populair  ng

4) gezegde: is volwassen geworden  ng

5) gezegde: hebben gespaard  wg

Slide 8 - Tekstslide

Kww of zww
Eigenlijk heel simpel.
De pv in de ng is de kww.
De pv in de wg is de zww.

Slide 9 - Tekstslide

Aan de slag
Opdracht 3 a-d
Opdracht 4 a- d
Opdracht 5 alles

Slide 10 - Tekstslide

Wil je thuis nog extra oefenen?

https://www.cambiumned.nl/oefeningen/oefening-3-gezegde/


Je kunt op deze site oefenen met diverse zinnen en dan moet jij zelf aangeven of het een NG of WG is. En het zinsdeel benoemen.

Slide 11 - Tekstslide

Lijdend voorwerp

Wie/wat + wg + o

In een zin met een NG zit NOOIT een lv

In een zin met een vorm van het werkwoord "worden" staat nooit een lv.

Een lv begint NOOIT met een voorzetsel.

https://www.youtube.com/watch?v=M7rI87_45SE

Slide 12 - Tekstslide

Meewerkend voorwerp

Slide 13 - Tekstslide

Alles even herhalen en oefenen.

Schrijf de zinnen over in je schrift en benoem de zinsdelen.

1)  In de bioscoop heeft Jasper zijn vriendin een reep chocolade gegeven.

2) Die overtreding kostte hem helaas zijn rijbewijs.

3) Dat is dus een zorg minder.

Samengestelde zin.

4) Je moet goed leren koken, want dat zal je later veel plezier opleveren.


Slide 14 - Tekstslide

1)  In de bioscoop heeft Jasper zijn vriendin een reep chocolade gegeven.

In de bioscoop / heeft  /Jasper / zijn vriendin / een reep

     bwb                     wg          o                 mv           


chocolade / gegeven.

    lv                      wg

Slide 15 - Tekstslide

2) Die overtreding kostte hem helaas zijn rijbewijs.

Die overtreding / kostte / hem / helaas /zijn rijbewijs.

       o                            wg          mv        bwb           lv


Slide 16 - Tekstslide

3) Dat is dus een zorg minder.

Dat /  is  /dus  /een zorg minder.

o        ng    bwb     ng

Slide 17 - Tekstslide

4) Je moet goed leren koken, want dat zal je later veel plezier opleveren.

Je / moet / goed / leren koken, //want// dat / zal / je / later / veel

o       wg        bwb          wg                                 o       wg    mv bwb  


 plezier /opleveren.

lv                   wg    

Slide 18 - Tekstslide

Bijwoordelijke bepalingen
- Dit zijn,  in principe, de overige zinsdelen.
- Ze geven antwoord op de vragen: wanneer, waar, hoe, hoeveel, waarheen, waarmee, met wie?
- Er kunnen in een zin meer bwb staan.
- Een bwb begint vaak met een voorzetsel.
- Je kunt altijd een bwb weglaten.
https://www.youtube.com/watch?v=XgpeW_CHwRs

Slide 19 - Tekstslide

Enkelvoudige en samengestelde zinnen
- Zoek het aantal pv's (tijd veranderen)
- 1 pv = enkelvoudige zin
- 2 of meer pv's = samengestelde zin
- Zie werkblad in de gedeelde map in Magister.
- HZ + HZ
- HZ + BZ
- NOOIT BZ + BZ

Slide 20 - Tekstslide

Hoofdzin of bijzin

Enkelvoudige zin heeft maar 1 persoonsvorm.


Samengestelde zin heeft twee persoonsvormen. Hoe vind je
deze? De zin in een andere tijd zetten.


Vb.  TT Ik zwem in zee en daarna lig ik te zonnen.

VT Ik zwom in zee en daarna lag ik te zonnen.




 




 




 




 







 



 



 



 



 



Slide 21 - Tekstslide