Het Ballet Russes

1 / 16
volgende
Slide 1: Video
KunstMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4-6

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 6 videos.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Video

Wat valt je op? Beschrijf wat je ziet.

Slide 2 - Woordweb

Begin 20e eeuw
Komt een einde aan de populariteit van het Romantisch ballet (clichematig, gekunsteld, slecht imago)

In Rusland nieuwe boost, in westen vervalt het helemaal.

Russisch ballet wordt populair in Westen. 

Slide 3 - Tekstslide

Eind 19e eeuw: Romantisch ballet
(De Notenkraker 1892) 

 Stijlkenmerken van die tijd: 
ontsnapping uit de werkelijkheid (escapisme), verheerlijken van de natuur, dansers streven naar perfectie, het exotische, dansers dansen verticale lijnen, spitzen, tutu’s, 
ballet blanc, pas de deux 

Soort bewegingen: draaibewegingen, sprongen -> verticale lijnen, lichte bewegingen, sierlijk 
Verhouding man-vrouw: man is ondersteuning van de vrouw, van de ballerina 

Decor: groots, in het bos, achtergrond

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Slide 6 - Video

Je zag net een stukje uit het Zwanenmeer (1877) en het ballet 'De stervende Zwaan', naar een choreografie door de Russisch/Amerikaanse choreograaf Fokine, die later werkzaam was bij het Ballet Russes, uit 1907. Welke verschillen zie je tussen deze twee dansen?

Slide 7 - Open vraag

Ballet Russes (1909-1929)
Diaghilev (Russisch kunst- en muziekminnaar):
  •  Van gelegenheidsgezelschap--> vast gecontracteerd gezelschap 
  • Doorbrak de academische theaterdans 
  • Koppelde verschillende disciplines aan elkaar om iets te maken =  ‘Gesamtkunstwerk’ 
  •  Exporteerde Russische kunst naar West-Europa, koppelde de juiste mensen aan elkaar 
  • Vernieuwde academische dans 
  • Rehabilitatie van de danskunst als eersterangs kunstvorm 
  • Succesformule (erg succesvol, door commercieel inzicht) -> meer aktes op één avond/variatie, gericht op een zo groot mogelijk publiek, reisden/toerden rond, sterdansers als publiekstrekkers -> op een andere manier ging mensen naar dans toe 
  • Toen Diaghilev stierf werd het ballet ontbonden in 1929 

Slide 8 - Tekstslide

Michael Fokine
  • balletexpressionisme 
  • Vernieuwend want: gevoel - expressief van binnenuit (emoties in gezicht en bewegingen)
  • lelijk dansen werd nu ook toegestaan. De emoties en karakter van het personage moet geloofwaardig overgebracht worden. 
  • Vond het 19e eeuwse ballet verstard in vastliggende passen, poses en in een nietszeggende gebarentaal die niet meer pasten bij de moderne tijd. 

Slide 9 - Tekstslide

Michael Fokine
  • balletexpressionisme 
  • Vernieuwend want: gevoel - expressief van binnenuit (emoties in gezicht en bewegingen)
  • lelijk dansen werd nu ook toegestaan. De emoties en karakter van het personage moet geloofwaardig overgebracht worden. 
  • Vond het 19e eeuwse ballet verstard in vastliggende passen, poses en in een nietszeggende gebarentaal die niet meer pasten bij de moderne tijd. 

Slide 10 - Tekstslide

Vaslav Nijinsky
  • Beroemde sterdanser van de Ballets Russes 
  • Krachtige mannendans -> L’Après-midi d’un faune 1912 -> Choquerend
  • Was zelf ook danser, maar werd choreograaf: trad zelf buiten de
 grenzen van de klassieke (academische) dans. 
  • Technisch, statisch, hoekig, geen verhaal maar fragmenten, langzamer, horizontaler - Vernieuwend: het gaat er niet meer om hoe goed ze dansen (de trucjes) 
  • Geïnspireerd door afbeeldingen op Griekse vazen (muzen) 
  • Opzichzelfstaand stuk van 10 minuten 

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Sacre du Printemps
  • Meest choquerende stuk uit die tijd, óók de muziek was choquerend 
  • Terug naar het oergevoel, daarom modernistisch: schokkerige bewegingen, aardsdansen, laag zijn, stampen, wilde bewegingen, hoekige vormen, vuisten, ingedraaide voeten (tegenovergesteld aan het romantisch ballet), wijde gewaden als kostuums, primitief

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Slide 15 - Video

In de lessen over beeldende kunst zagen we dat kunstenaars zich lieten inspireren door primitieve culturen. In deze dans zie je dat ook terug. Leg uit.

Slide 16 - Open vraag