Kapitel 4 online 8

1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

De voorzetsels
Deze staan in de meest linkse kolommen.

aus, bei, mit, nach, seit, von, zu krijgen de 3e naamval
bis, durch, für, gegen, ohne, um krijgen de 4e naamval

Slide 2 - Tekstslide

De betekenis
3e naamval:
aus = uit
bei = bij
mit = met
nach = na, naar
von = van, door
zu = naar (bij personen)

Slide 3 - Tekstslide

De betekenis
4e naamval:
durch = door
für = voor
ohne = zonder
um = om
bis = tot
gegen = tegen

Slide 4 - Tekstslide

Nu eerst even oefenen
sleep de juiste vertaling naar het juiste voorzetsel

Slide 5 - Tekstslide

uit
naar (personen)
van, door
na, naar
bij
sinds
met
von
zu
seit
nach
mit
bei
aus

Slide 6 - Sleepvraag

door
tot
zonder
tegen
om
voor
bis
um
ohne
für
gegen
durch

Slide 7 - Sleepvraag

tot zover de voorzetsels

dan gaan we nu verder met de der en de ein Gruppe op de Spick-o-thek

Slide 8 - Tekstslide

Geen voorzetsel?
onderwerp = 1e naamval
meewerkend voorwerp = 3e naamval
lijdend voorwerp = 4e naamval

Slide 9 - Tekstslide

Bij welk zinsdeel je de 1e naamval?
A
Onderwerp
B
Meewerkend voorwerp
C
Lijdend voorwerp

Slide 10 - Quizvraag

Stel er staat geen voorzetsel in de zin, wanneer gebruik je dan de 3e naamval?
A
onderwerp
B
meewerkend voorwerp
C
lijdend voorwerp

Slide 11 - Quizvraag

Stel er staat geen voorzetsel in de zin, welk zinsdeel gebruik je dan in de 4e naamval?
A
onderwerp
B
meewerkend voorwerp
C
lijdend voorwerp

Slide 12 - Quizvraag

Der Gruppe
Woorden die als de woorden der/die/das worden vervoegd. Deze worden namelijk in de derde en vierde naamval anders vervoegd.

Slide 13 - Tekstslide

Der Gruppe
De woorden in de ein-Gruppe zijn de bezittelijke voornaamwoorden. Weet je ze niet meer? 


Slide 14 - Tekstslide

Ein Gruppe
Dit staat ook op je Spick-o-thek. Dit staat onder de geel gemarkeerde woorden recht bovenin en zijn de niet gemarkeerde woorden.

mein, dein, sein, ihr, unser, euer, ihr, Ihr

Slide 15 - Tekstslide