V1 - Grammatica, paragraaf 12 (bijwoord)

Welkom

Woordsoorten


Bijwoorden
Nederlands - vwo leerjaar 1
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Welkom

Woordsoorten


Bijwoorden
Nederlands - vwo leerjaar 1

Slide 1 - Tekstslide

Lesprogramma
  1. Terugblik huiswerk
  2. Voorkennis woordsoorten
  3. Uitleg bijwoorden
  4. 2 oefenzinnen
  5. Huiswerk maken
  6. Afsluiting

Slide 2 - Tekstslide

Terugblik
Huiswerk: Grammatica, paragraaf 11 (deel 2)

Vragen/onduidelijkheden?


Gisteren zijn wij onze sleutels kwijtgeraakt in het park.

Slide 3 - Tekstslide

Voorkennis
Welke woordsoorten hebben wij ook al weer besproken?
  • Werkwoorden
  • Lidwoorden
  • Zelfstandig naamwoorden
  • Bijvoeglijk naamwoorden
  • Voorzetsels

Slide 4 - Tekstslide

Leerdoelen
Aan het eind van deze les...

  • Kun je bijwoorden herkennen, begrijpen en gebruiken.

  • kun je de woordsoorten HWW, ZWW, KWW, CZN, AZN, ZN-E, (STOF.)BN, OLW, BLW, VZ en BW in een zin herkennen en benoemen.

Slide 5 - Tekstslide

Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een ...

Slide 6 - Open vraag

Wat is het bijvoeglijk naamwoord? 'Veel mensen dragen een zelfgemaakt mondkapje.'

Slide 7 - Open vraag

'Mondkapjes worden vaak gedragen in het openbaar vervoer.' Is 'vaak' een bijvoeglijk naamwoord?
A
Ja
B
Nee

Slide 8 - Quizvraag

Bijwoord (BW)
Een bijwoord zegt meestal iets over
een ander woord:
  • Werkwoord (Anke hockeyt goed)
  • Bijvoeglijk naamwoord (Anke heeft een heel mooie hockeystick)
  • Ander bijwoord (Anke kan ook bijzonder snel rennen)
  • Een hele zin (Straks wil Anke ergens een frietje gaan eten.)

  • Een BW zegt NOOIT iets over een ZN (dan is het een BN)

Slide 9 - Tekstslide

Waar - de plaats
Daar staat de prullenbak.

—> Daar vertelt waar de plek van de prullenbak is en is dus een bijwoord.

Andere woorden die een plaats aangeven: 
hier, er, ergens, nergens.

Slide 10 - Tekstslide

Wanneer  -  de tijd
Vandaag gaan we rekenen.

—> Vandaag vertelt wanneer je gaat rekenen en is dus een bijwoord.

Het was gisteren lekker weer.

—> Gisteren vertelt jou wanneer het lekker weer was en is dus een bijwoord.

Slide 11 - Tekstslide

Hoe-vragen
De auto rijdt hard.
—> Hoe rijdt de auto? Hard en is dus een bijwoord.

Het meisje zingt mooi.
—> Hoe zingt het meisje? Mooi en is dus een bijwoord.

Slide 12 - Tekstslide

Zo herken je een bijwoord
Een bijwoord kan van alles aangeven:
  • tijd (gisteren, tegenwoordig, morgen)
  • plaats/richting (er, nergens, overal)
  • reden/oorzaak (daarom, vandaar, daardoor)
  • vraag (hoe, waar, waardoor)
  • (on)zekerheid (vast, absoluut, misschien)
  • ontkenning (niet, nooit)

Slide 13 - Tekstslide

Zo herken je een bijwoord
  • Delen van scheidbare werkwoorden (aankijken, namaken) zijn geen voorzetsel, maar een bijwoord: De docent / legt / het lijdend voorwerp / uit. (uit = bw; deel van uitleggen)

  • Als een bijwoordelijke bepaling uit één woord bestaat, is dat woord een bijwoord.

Slide 14 - Tekstslide

Wat is het bijwoord in deze zin?

'Dat is een bijzonder grappig filmpje!'
A
bijzonder
B
een
C
dat
D
grappig

Slide 15 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen een bijwoord en een bijvoeglijk naamwoord?
A
Een bijwoord zegt iets over een zn en een bijvoeglijk naamwoord niet.
B
Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zn en een bijwoord niet.
C
Er is geen verschil.
D
Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een bijwoord.

Slide 16 - Quizvraag

Bedenk een zin waarbij het bijwoord meer informatie geeft over een bijvoeglijk naamwoord.

Slide 17 - Open vraag

Binnenkort gaan we de Kidsrun lopen.

Wat is het bijwoord?
A
Binnenkort
B
gaan
C
we
D
lopen

Slide 18 - Quizvraag

Anne heeft een heel slimme moeder

Wat is het bijwoord?
A
heeft
B
heel
C
slimme
D
moeder

Slide 19 - Quizvraag

Destiny fietst hard door de straat.

Wat is het bijwoord?
A
fietst
B
hard
C
door
D
straat

Slide 20 - Quizvraag

De cake moet lang in de oven

Wat is het bijwoord?
A
cake
B
moet
C
lang
D
oven

Slide 21 - Quizvraag

Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
Werkwoord
Lidwoord
Voorzetsel
Sleep hier de woorden naar toe die je niet in een van de andere vakjes horen. 
Bijwoord
Wij
houden
er
heel
rondje
de
erg
tijdens
van
om
lange
pauze
een
door
de
verlaten
school
lopen.
te

Slide 22 - Sleepvraag

Wij = PERS.VNW
houden = WW
er = BW
heel = BW (over BW)
erg = BW (over WW)
van = VZ
om = VZ
tijdens = VZ
de = BLW
lange = BN
pauze = ZN
een  = OLW
rondje = ZN
door  = VZ
de = BLW
verlaten = BN
school  = ZN
te  = niet geleerd
lopen = ZWW 

Slide 23 - Tekstslide

Bedenk een zin waarin alle woordsoorten die je geleerd hebt minimaal een keer voorkomen.
ZN, BVN, WW, LW, VZ, BW

Slide 24 - Open vraag

Aan de slag!
  •  Grammatica, paragraaf 12

  • Morgen aan het begin van de les moeten de opdrachten af zijn.

Slide 25 - Tekstslide

Reflectie
Aan het eind van deze les...

  • Kun je bijwoorden herkennen, begrijpen en gebruiken.

  • kun je de woordsoorten HWW, ZWW, KWW, CZN, AZN, ZN-E, (STOF.)BN, OLW, BLW, VZ en BW in een zin herkennen en benoemen.

Slide 26 - Tekstslide

Stel een vraag over iets dat je deze les nog niet zo goed hebt begrepen of geef aan welk onderdeel je het lastigst vond.

Slide 27 - Open vraag


Na deze les, 
wil ik...
de uitleg nog 1 keer bekijken
meer voorbeelden krijgen/zoeken
meer oefeningen maken op Nieuw Nederlands
de leerstof thuis nog even bekijken
overgaan naar nieuwe leerstof
nog meer te weten komen over de leerstof
niets meer te weten komen over de leerstof
Nog vragen over ontleden / woordsoorten stellen
Andere stof over woordsoorten / ontleden voor de toets leren
nog iets anders (vul de vraag op de volgende slide in)

Slide 28 - Poll