Spelling-oefeningen

Spelling
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare school

In deze les zitten 14 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Spelling

Slide 1 - Tekstslide

Meervoud
Woorden die eindigen op -e (kolonie, zee, knie, strategie) 
- krijgen -ën als de klemtoon op de laatste lettergreep ligt. 
- krijgen -"n als de klemtoon niet op delaatste lettergreep ligt. 

Woorden die eindigen op -ik, -es, -et 
- krijgen geen verdubbeling van de medeklinker als de laatste lettergreep onbeklemtoond is. (Gemeneriken, lemmeten) 

Slide 2 - Tekstslide

  1. twee
  2. kopie
  3. perzik
  4. bajes
  5. dvd
  6. auto
  7. melodie
  8. ceremonie
  9. bakkes
  10. slee
  11. knie
  12. bureau

Slide 3 - Tekstslide

Bijvoeglijke naamwoorden
1. werkwoord 
- zo kort mogelijk (geslachte, verkorte, vergrote, geredde) 
- vd eindigend op -en, dan bvnw ook met -en  (gemalen koffie) 
2. stoffelijk 
- meestal met -en (papieren, ijzeren, stenen) 
- modern/'overgenomen' materiaal krijgt vaak geen uitgang (nylon panty) 
3. -loos 
- bijvoeglijke naamwoorden die eindigen op -loos, krijgen geen tussen -n. 
     (belangeloos, gedachteloos, grenzeloos) 

Slide 4 - Tekstslide

Bijvoeglijke naamwoorden
  1. Het .......................... contact (verbreken) 
  2. Een ...................... ketting (diamant) 
  3.  De ............................ grap (vertalen)
  4.  De ............................ panty (nylon) 
  5.  De ....................... foto (vergroten)
  6. Het ........................ konijn (redden) 
  7. Een ...................... huisje (glas) 
  8. Het ...................... jasje (suéde) 

Slide 5 - Tekstslide

Hoofdletters en kleine letters 
1. Eigennamen/merknamen 
- schrijf je met hoofdletter (het syndroom van Down, een magnum) tenzij je niet meer aan de 'naam' denkt bij het woord (het downsyndroom, een smartie). 
2. Heilige personen/zaken 
- alleen de heilige personen en zaken schrijf je met hoofdletter. De aanhangers van een geloof niet. (Let op: Joden en joden) 
3. Feestdagen 
- alleen de feestdagen zelf schrijf je met hoofdletter. Alle afgeleide woorden niet. (Pasen - paasei, Kerst - kerstdag) 

Slide 6 - Tekstslide

Koppelteken
  1. uitspraakverwarring (politie-eenheid) 
  2. tussen twee gelijke delen (ham-kaastosti) 
  3. namen gehuwde mensen (Daniëlle Kort-Jansen) 
  4. samenstellingen met letters, cijfers, afkortingen, St., Sint en andere tekens (A4-papier, $-teken, 24-jarige, St.-Nicolaas, TV-toestel) 
  5. adjunct, aspirant, assistent, bijna, chef, collega, ex, interim, kandidaat, leerling, meester, niet, non, oud

Slide 7 - Tekstslide

weglatingsstreepje
Je plaatst een weglatingsstreepje als je een deel van een woord hebt weggelaten, op de plek waar je het hebt weggelaten. 

zomerseizoen en winterseizoen = zomer- en winterseizoen. 
bloeddrukverhogen en bloeddrukverlagend = 
                                             bloeddrukverhogend en -verlagend 
Let op! 
hoge cijfers en lage cijfers = hoge en lage cijfers 

Slide 8 - Tekstslide

weglatingsstreepje

  1. ingang en uitgang
  2. moderne muziek en klassieke muziek
  3. zomerbanden en winterbanden
  4. prolife en prodeo

Slide 9 - Tekstslide

Alle - allen 
-en > personen
-e > dingen/dieren 

Personen 
geen -en als de personen erachter staan (alle mensen) 
geen -en als de personen eerder genoemd zijn en je ze erachter kunt zetten
            De leerlingen maken hun huiswerk goed, slechts enkele doen dat niet. 
            De mentoren verwachten beiden dat de leerlingen slagen. 

Slide 10 - Tekstslide

interpunctie
komma 
- opsomming
- voor/na uitroepen, aangesproken personen en tussenwerpsels
- voor en achter bijstellingen
- voor bepaalde voegwoorden
- tussen twee gezegdes 

Slide 11 - Tekstslide

interpunctie
Beperkende bijzin 
De twee fietsers die zonder licht reden, kregen een bekeuring.
uitbreidende bijzin 
De twee fietsers, die zonder licht reden, kregen een bekeuring.

beperkend = onmisbaar voor het begrip 
uitbreidend = extra informatie, kan weggelaten worden 

Slide 12 - Tekstslide

interpunctie
puntkomma 
In plaats van een punt en een hoofdletter. Geeft aan dat de zin eindigt, maar wel verbonden is met de daarop volgende zin. 

dubbele punt 
- voor een citaat 
- voor een opsomming, uitwerking of verklaring 

Slide 13 - Tekstslide

interpunctie
Citeren 
Mijn oma zei: "Je hebt dat goed gedaan, kind!"
- leestekens binnen de aanhalingstekens 

Mijn oma zei: "Je hebt dat goed gedaan", toen ik haar onderbrak. 
"Je hebt dat goed gedaan!" zei ze trots. 
- leesteken als je een citaat onderbreekt 




Slide 14 - Tekstslide