les 4

Les 4
Leestekens in de directe rede
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsBasisschoolGroep 8

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Les 4
Leestekens in de directe rede

Slide 1 - Tekstslide

Directe rede
De directe rede is als je letterlijk opschrijft 
wat iemand zegt in een zin.

Jan zegt:'Ik snap er niets van!'

Slide 2 - Tekstslide

Indirecte rede
Hier zeg je het niet letterlijk.

Jan zegt dat hij er niets van snapt

Slide 3 - Tekstslide

Directe rede
In de directe rede staat wat letterlijk gezegd 
wordt tussen aanhalingstekens.

"Ik pak de fiets", zegt Jan
Jan zegt:'Ik pak de fiets'.


Slide 4 - Tekstslide

Directe rede
Hoort de komma bij de letterlijke tekst dan schrijf je de komma voor de aanhalingstekens.
'Ja maar,' zei ze, 'daarom kom ik met een voorstel.'

Hoort de komma niet bij de letterlijke tekst dan schrijf je de komma na het aanhalingsteken.
'Daarom', zei ze, 'kom ik met een voorstel.'

Slide 5 - Tekstslide

Directe rede
Staat er een vraagteken of een uitroepteken?
Geen extra komma meer.

'Wie komt er met een voorstel?' vroeg Lubna

Slide 6 - Tekstslide

Directe rede
Zijn vader zei kom eerst maar eens naar huis.

Ik hoop zei haar opa dat ik ook eens mag.

Willen jullie een stukje taart vroeg opa

Slide 7 - Tekstslide

Waar zie je een citaat
A
'Kom,' zegt papa, 'we gaan'
B
papa zegt dat we gaan
C
papa zegt dat we moeten komen

Slide 8 - Quizvraag

Waar zie je een citaat?
A
Tijn zegt dat iedereen mee mag
B
Iedereen mag mee!
C
Tijn zegt: 'Iedereen mag mee.'

Slide 9 - Quizvraag

Welke zin is goed geschreven
A
Niels roept, 'Applaus alstublieft!'
B
Niels roept: Applaus alstublieft!
C
Niels roept: 'Applaus alstublieft'
D
Niels roept: 'Applaus alstublieft!'

Slide 10 - Quizvraag

Welke zin is goed
A
Ik werd er emotioneel van snikt Elise.
B
'Ik werd er emotioneel van' snikt Elise.
C
'Ik werd er emotioneel van', snikt Elise.
D
Ik werd er emotioneel van, 'snikt Elise.'

Slide 11 - Quizvraag

Welke zin is goed!
let op!
A
'Dat' bromt haar vader: snap ik niet.
B
Dat ,bromt haar vader, snap ik niet.
C
'Dat' , bromt haar vader, 'snap ik niet.'
D
'Dat, ' bromt haar vader, 'snap ik niet.'

Slide 12 - Quizvraag

Welke zin is goed?
Let op
A
'Nou' , antwoordt haar vader, 'ik vond het saai.'
B
'Nou, ' antwoordt haar vader, 'ik vond het saai.'
C
Nou, antwoordt haar vader: 'Ik vond het saai.'
D
'Nou', antwoord haar vader, 'Ik vond het saai.'

Slide 13 - Quizvraag

Aan het werk
Verwerken taal les 4
oefenen spelling week 1 werkwoorden
Blits les 1
Topo oefenen?
Iets voor jezelf

timer
1:00

Slide 14 - Tekstslide