Basisdeel 3: Optreden als aanspreekpunt

Basisdeel 3
Optreden als aanspreekpunt
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
DidactiekMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Basisdeel 3
Optreden als aanspreekpunt

Slide 1 - Tekstslide

"De klant is koning!"
eens
oneens

Slide 2 - Poll

Waarom was je het eens /oneens?

Slide 3 - Woordweb

Optreden als centraal aanspreekpunt
Als medewerker sport en recreatie:
- Werk je met mensen. 
- Praat je met de gasten die het bedrijf bezoeken waar jij werkzaam bent.
Jij bent vaak het centrale aanspreekpunt van het bedrijf.
- Gasten kunnen bij jou terecht kunnen voor allerlei vragen over de activiteiten die jullie aanbieden, hoe apparaten werken, wat de afspraken/regels zijn etc.

Wat is belangrijk aan je gehele houding als aanspreekpunt?

Slide 4 - Tekstslide

Wat zijn goede eigenschappen voor een aanspreekpunt?

Slide 5 - Woordweb

Maak opdracht 2
op bladzijde 5 t/m 7

Slide 6 - Tekstslide

Nabespreken
opdracht 2C klassikaal
Vragen over het praktijkvoorbeeld:


- Waarom is het belangrijk dat je er representatief uitziet?
- Waarom is het belangrijk dat je gasten goed informeert?
- Wat houdt volgens jou goed communiceren in?
- Welke taken heb je als ‘centraal aanspreekpunt’?
- Welke vaardigheden heb je nodig als ‘centraal aanspreekpunt’?
- Wat lijkt je leuk aan de werkzaamheden als ‘centraal aanspreekpunt’ en waarom? 
- Wat lijkt je minder leuk aan de werkzaamheden als ‘centraal aanspreekpunt’ en waarom?

Slide 7 - Tekstslide

Wat is communicatie?

Slide 8 - Woordweb

Kan je "niet communiceren?"
JA
NEE

Slide 9 - Poll

Communicatie
Alles wat jij duidelijk wilt maken aan andere mensen valt onder communicatie. Bij communiceren gaat het niet altijd om praten. Het kan ook gaan om de tekst die je typt of om foto's. 
Ook als je geen contact maakt met andere mensen kunnen zij iets aan je af zien. Je communiceert dus altijd.

Slide 10 - Tekstslide

Communicatie
De zender: is degene die informatie geeft. Dat kan een persoon zijn, maar ook dieren of dingen (bijvoorbeeld een stoplicht)

De boodschap: de informatie die je met elkaar deelt.

De ontvanger: is degene voor wie de boodschap is bedoeld. 

Slide 11 - Tekstslide

Maak opdracht 1 & 2
bladzijde 9 en 10

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Miscommunicatie
Soms komt de boodschap niet goed over. Er is dan iets wat de communicatie verstoort.

Zo'n verstoring noemen we miscommunicatie of ruis.
Bij miscommunicatie of ruis begrijpen de zender en de ontvanger elkaar niet goed. Dit kan komen door:
lawaai, onoplettendheid, taalgebruik.

Slide 14 - Tekstslide

Geef een voorbeeld van een situatie waarin er sprake was van miscommunicatie.

Slide 15 - Open vraag

Maak opdracht 5, 6 en 7 op bladzijdes 16 en 17

Slide 16 - Tekstslide

Waar let je op bij zakelijke communicatie? (tip: kijk op blz 19)

Slide 17 - Woordweb

Omgaan met gasten
Maak opdracht 2 op bladzijde 29.

Daarna bespreken we de opdracht klassikaal na

Slide 18 - Tekstslide