In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
H6.3 - Schakelingen
Slide 1 - Tekstslide
Leerdoelen van paragraaf 6.3
Je kent de symbolen die je gebruikt om een schakelschema te maken.
Je kunt het verschil tussen een parallelschakeling en een serieschakeling uitleggen.
Je kunt het schakelschema tekenen van een eenvoudige serie- of parallelschakeling.
Slide 2 - Tekstslide
Schakelschema
Een schakeling bestaat uit verschillende elektrische onderdelen. Als je wilt uitleggen hoe een schakeling in elkaar zit, kun je het best een tekening gebruiken. Er zijn speciale symbolen bedacht om overzichtelijke tekeningen van schakelingen te kunnen maken (zie figuur). Zulke tekeningen noem je schakelschema’s.
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Schakelschema's
.Schakelschema’s zijn onmisbaar bij proeven met elektriciteit. Het schema vertelt je welke onderdelen je nodig hebt en hoe je die met elkaar verbindt. Bij veel proeven is een schakelschema gegeven. Soms moet je zelf een schakelschema tekenen. Nadat je alle onderdelen hebt verzameld, bouw je de schakeling aan de hand van het schema.
Slide 5 - Tekstslide
Serieschakelingen
In figuur hiernaast ie je een serieschakeling. Een serieschakeling heeft geen vertakkingen: er is maar één stroomkring. De stroom gaat door alle onderdelen van de schakeling. Als er één lampje in een serieschakeling doorbrandt, is de stroomkring verbroken: alle lampjes gaan dan uit. Het is daarom niet handig om lampen in serie te schakelen.
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Klik op de volgende dia.
Maak nu een serieschakeling met minimaal 3 lampjes.
Als deze klaar is laat je dit controleren en bewaar deze voor een volgende opdracht, dus niet weg klikken.
Slide 8 - Tekstslide
https:
Slide 9 - Link
Slide 10 - Tekstslide
Je gebruikt nu serieschakeling uit de vorige opracht.
Plaats er nu schakelaar tussen. Nog even bewaren.
Slide 11 - Tekstslide
Wat gebeurd er als je schakelaar in schakelt?
A
er gebeurd niets
B
de lampjes gaan branden
Slide 12 - Quizvraag
Wat gebeurd er als je er 1 lampje uit de stroomkring haalt? in schakelt?
A
er gebeurd niets
B
de lampjes blijven branden
C
alle lampjes gaan uit
Slide 13 - Quizvraag
Stroomsterkte in een serieschakeling
De stroomsterkte in een serieschakeling is overal even groot. Het maakt niet uit waar je de stroomsterkte meet: tussen de batterij en het eerste lampje, tussen het eerste en het tweede lampje, tussen het tweede en het derde lampje of tussen het derde lampje en de batterij. Je krijgt steeds dezelfde meetwaarde.
Slide 14 - Tekstslide
Parallelschakelingen
In het volgende figuur zie je een parallelschakeling. De schakeling vertakt zich om elk lampje apart van elektrische energie te kunnen voorzien. Elke vertakking is, samen met de batterij, een aparte stroomkring.
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Tekstslide
Klik op de volgende dia.
Maak nu een paralelchakeling. met minimaal 3 lampjes.
Als deze klaar is laat je dit controleren en bewaar deze voor een volgende opdracht, dus niet weg klikken.
Slide 17 - Tekstslide
https:
Slide 18 - Link
Je gebruikt nu paralelschakeling uit de vorige opracht.
Plaats er nu schakelaar tussen. Nog even bewaren.
Slide 19 - Tekstslide
Wat gebeurd er als je schakelaar in schakelt?
A
er gebeurd niets
B
de lampjes gaan branden
Slide 20 - Quizvraag
Wat gebeurd er als je 1 lampje uit de stroomkring haalt? in schakelt?
A
er gebeurd niets
B
2 lampjes blijven branden
C
alle lampjes gaan uit
Slide 21 - Quizvraag
Stroomsterkte in een parallelschakeling
In een parallelschakeling kun je elk lampje apart aan en uit doen. Dat is handig. Daarom worden lampen vaak parallel geschakeld. Als een lamp doorbrandt, blijven de andere gewoon branden. In een serieschakeling is dat onmogelijk: of de lampen branden allemaal, of ze zijn allemaal uit.
Slide 22 - Tekstslide
Op de plaats waar een parallelschakeling zich vertakt, splitst de stroom zich. In figuur 5 zie je drie stroomkringen. De stroomsterkte in de onvertakte gedeelten (bij 1 en 5) wordt de totale stroomsterkte genoemd. De stroomsterkte in de takken (bij 2, 3 en 4) is steeds 1/3 van de totale stroomsterkte. De stroomsterkte is dus niet overal even groot, zoals in een serieschakeling.
Slide 23 - Tekstslide
Koppel de tekening aan een van de twee soorten schakelingen.
Serieschakeling
Parallelschakeling
Slide 24 - Sleepvraag
Wat geeft dit symbool aan?
A
Stroommeter
B
Lamp
C
Spanningsmeter
D
Bel
Slide 25 - Quizvraag
Wat geeft dit symbool aan
A
Stoommeter
B
Lamp
C
Spanningsmeter
D
Bel
Slide 26 - Quizvraag
Je ziet een schakelschema met een batterij, twee lampjes en een schakelaar. Brandt lampje 1?
A
Ja
B
Nee
Slide 27 - Quizvraag
Wat geeft dit symbool aan?
A
Stroommeter
B
Schakelaar
C
Spanningsmeter
D
Bel
Slide 28 - Quizvraag
Je ziet vier symbolen voor schakelschema's.
Sleep de naam van het onderdeel onder het juiste symbool.
Batterij
Schakelaar
Snoer
Lampje
Slide 29 - Sleepvraag
In een serieschakeling is de stroomsterkte ........
A
Over al hetzelfde
B
Verdeeld over de verschillende vertakkingen
Slide 30 - Quizvraag
In een parallelschakeling is de stroomsterkte ............
Wij gebruiken cookies om jouw gebruikerservaring te verbeteren en persoonlijke content aan te bieden. Door gebruik te maken van LessonUp ga je akkoord met ons cookiebeleid.