Taaltest week 43

Taaltest
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1,2

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Taaltest

Slide 1 - Tekstslide

https://www.plusonline.nl/digitaal/plus-taaltest
1) De kok heeft een leuk ........ samengesteld.



A
menuutje
B
menutje
C
menu'tje

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

2) De geit heeft in het weiland ........ .

A
gegraast
B
gegraasd
C

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

3) Na vier jaar Oost-Groningen verlangde hij terug naar het ........ . (Bedoeld wordt: het leven in de grote stad.)
A
grote stads leven
B
grotestadsleven
C
grote stadsleven
D
grotestads leven

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

4) Fijn dat je zo ........ reageerde.
A
alert
B
allert

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

5) Gelukkig konden we een paar dagen in de hooischuur ........ .

A
bivakeren
B
bivakkeren
C

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

6) U bevindt zich op de met een cirkel ........ plaats.
A
aangeduide
B
aangeduidde
C
aangeduiden

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

7) Na de storm lagen er veel ........ op de weg, zoals bomen en dakpannen.
A
obstakels
B
opstakels
C

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

8) Denk eraan: je moet ........ een identificatiebewijs bij je dragen.

A
ten allen tijden
B
te allen tijde
C
ten allen tijde
D
te aller tijden

Slide 9 - Quizvraag

Het meervoud 'lolly's' krijgt een apostrof, omdat 'lolly' op een y eindigt en daar geen andere klinker voor staat. Bij woorden op -ay en -ey komt de s aan het woord vast (sprays, jockeys).
9) Als BN'er zit hij in allerlei ........ .
A
jurys
B
jury's
C
juries

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

10) We willen naar een wild feest, maar mijn vader is er ........ tegen.
A
falikant
B
falicant
C
faliekant
D
faliecant

Slide 11 - Quizvraag

Het woord faliekant is waarschijnlijk ontstaan in de 15e eeuw uit de woorden faelge (fout) + kant. In de 17e eeuw: falicanthout (niet rechthoekig gezaagd hout). De oorspronkelijke betekenis 'fout, verkeerd' komt nog zelden voor (zonder faliekant = foutloos, dat komt faliekant uit = dat komt verkeerd uit) Tegenwoordig wordt faliekant vooral gebruikt als versterking bij woorden als 'verkeerd', 'fout', 'mis': faliekant tegen, faliekant mislukken, er faliekant naast zitten e.d.