Woordgebruik, woordenschat, uitdrukkingen

Woordgebruik, woordenschat, uitdrukkingen
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 2,3

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

Woordgebruik, woordenschat, uitdrukkingen

Slide 1 - Tekstslide

Hij kan nogal overdrijven, dus ik zou zijn verhaal met een korreltje.....................nemen
A
zand
B
zout
C
zwavel
D
zuurstof

Slide 2 - Quizvraag

Dat zijn niet mijn zaken, dus ik ga me hier niet over uitspreken. Ik hou me liever....................
A
afwezig
B
afgezonderd
C
afzijdig
D
afgekeerd

Slide 3 - Quizvraag

Mijn schoonmoeder heeft op alles iets aan te merken. Niet is goed. Zij is een echte........................
A
bemoeiaf
B
bemoeioor
C
bemoeier
D
bemoeial

Slide 4 - Quizvraag

Tussen ons gezegd en ............................, ik geloof nooit dat hij deze opdracht aankan!
A
gefluisterd
B
gehoord
C
gezien
D
gezwegen

Slide 5 - Quizvraag

Ik had geen andere keus dan liegen met een ......................... gezicht.
A
metalen
B
stalen
C
houten
D
gestreken

Slide 6 - Quizvraag

Als hij denkt dat ik zijn dienst nog een keer overneem, nou ...........................niet!
A
mooi
B
duur
C
fier
D
zuur

Slide 7 - Quizvraag

Als ik jou was, zou ik niet te..................... van stapel lopen.
A
snel
B
vlot
C
hard
D
energiek

Slide 8 - Quizvraag

Het is belangrijk om verder te kijken dan onze neus........................ is.
A
groot
B
lang
C
dik
D
krom

Slide 9 - Quizvraag

Ik: kom je morgen ook naar het feest?
Jij: Dat zit er dik in.
Wat bedoel je dan?
A
Ik denk het niet
B
Zoals afgesproken
C
Ik kom er later op terug
D
De kans is groot

Slide 10 - Quizvraag

Iemand........................ helpen.
A
ongevraagd
B
uit de brand
C
een handje

Slide 11 - Quizvraag

Zij keek alsof ze het in Keulen hoorde donderen.
(wat betekent dat?)
A
Ze keek heel boos
B
Ze keek heel verschrikt.
C
Ze begreep niet wat er gebeurde en hoe ze moest reageren.
D
Ze wist zich geen raad

Slide 12 - Quizvraag

Geen fijne eigenschap: je probeert altijd je___________ in andermans zaken te steken
A
oren
B
handen
C
neus
D
tong

Slide 13 - Quizvraag

Ik baalde goed van het besluit, maar ach de soep wordt niet zo...................... gegeten, als hij wordt opgediend.
A
lekker
B
heet
C
snel
D
laat

Slide 14 - Quizvraag

Op grote voet leven, betekent....
A
Het is moeilijk schoenen kopen.
B
(te) veel geld uitgeven.
C
Dat je grote stappen zet.

Slide 15 - Quizvraag

Zij is Oost-Indisch doof.
A
Zij hoort helemaal niets.
B
Zij spreekt geen andere talen.
C
Zij doet, alsof ze je niet hoort.
D
Zij is aan één oor doof

Slide 16 - Quizvraag