La semaine 36 grammaire et écouter

• Frans
• Voortgezet speciaal onderwijs
• Leerroute 1

La semaine 36: le six, le sept et le huit septembre

- Herhalen vorige week, vragen, ex: 8 apprendre 2 en 3 uitleg 

- ex. 9,10,11,12,13 

- ex. 14,15, apprendre 4 en 10

Le programme d'aujourd'hui:

Vandaag: Exercice: 8 apprendre 2 en 3

1. Herhalen vorige week.

2. Doornemen apprendre 2 - oefenen en apprendre 3

3. samen 

4. Devoirs: faire ex. 1.3 ex. 8 et apprendre 2 et 3

Le but d'aujourd'hui: 

Aan het einde van de les ken je een aantal nieuwe woorden en ken je het onregelmatige werkwoord etre en weet je hoe je die gebruikt.

Allez-y.... au travail!

- faire ex. 8, samen met mij of alleen in stilte 

quizlet.com

Les devoirs: 

Apprendre 2, 3 F/N - ex. 1.3 ex. 8

Le programme d'aujourd'hui:

Vandaag:  ex. 9,10,11,12,13

1. Herhalen en vragen/ questions?

2. Samen ex. 12 en 13 

3. Zs: mk ex. 9,10,11,14

4. Devoirs: faire ex. 1.4: 9,10,11,12,13,14 

Le but d'aujourd'hui: 

Aan het einde van de les kun je begrijpen hoe Fransen zich voorstellen aan elkaar.

Noteer alle vormen van het werkwoord être (ik ben, jij bent...)

Vul een vorm van être in.
… l'ami de Marc? Oui, je suis l'ami de Marc.

1. Tu es
2. Il est
3. Nous sommes
4. Elles sont

Vul een vorm van être in.
C'est Marie-Cécile. … belle.

1. Je suis
2. Elle est
3. Vous êtes
4. Elles sont

Vul een vorm van être in.
Voilà Liam et Yvonne. … à l'école.

1. Il est
2. Elle est
3. Ils sont
4. Elles sont

Comment tu t'appelles?

Tu es français?

Tu habites où?

Tu habites dans une ville ou un village?

J'habite dans une ville.

Je m'appelle Thomas.

Non, je suis néerlandais.

J'habite à Utrecht.

Alors maintenant au travail:

- samen ex. 12,13

- Zs mk ex. 9,10,11,13

Les devoirs: 

Apprendre 2,3 F?N et faire:ex 9,10,11,13

Le programme d'aujourd'hui:

Vandaag:  ex. 14,15 en apprendre 4 et 10

1. Herhalen en vragen/ questions?

2. Samen ex. 14 en 15

3. Options: - plannen huiswerk volgende week

                        - vragen stellen

                        - leren  

4. Devoirs: faire ex. 1.4:  14,15 ler. apprendre 1,2,3,4

Le but d'aujourd'hui: 

Aan het einde van de les kun je begrijpen hoe Fransen zich voorstellen aan elkaar.

le verbe être

je	suis
tu	es
il / elle/ on	est
nous	sommes
vous	êtes
ils / elles	sont

ik	ben
jij	bent
hij / zij / men	is
wij	zijn
jullie / u	zijn / bent
zij [mmv / vmv]	zijn

être

=

 zijn

il/elle/on est

nous sommes

vous êtes

ils/elles sont

tu es

je suis

wij zijn

zij zijn (ml&vr)

ik ben

u bent & jullie zijn

jij bent

hij/zij/men is (wij zijn)

je
tu
il/elle/on
nous
vous
ils/elles

Combineer de juiste vorm van 'être' met het onderwerp

suis

es

est

sommes

êtes

sont

Ik ben

jij bent

hij is

men is / wij zijn

wij zijn

u bent / jullie zijn

zij zijn (ml + mv)

zij zijn (vr + mv)

zij is

Vul de goede vorm van 'être' in:
je ...

1. suis
2. es
3. est
4. sont

Vul de goede vorm van 'être' in:
ils ...

1. est
2. es
3. sommes
4. sont

Vul de goede vorm van 'être' in:
on ...

1. es
2. est
3. sommes
4. êtes

Vul de goede vorm van 'être' in:
vous ...

1. sommes
2. êtes
3. être
4. sont

Vul de goede vorm van 'être' in:
Julie

1. suis
2. es
3. est
4. sont

Vul de goede vorm van 'être' in:
Jean et Pierre ...

1. est
2. sommes
3. sont
4. être

quizlet.com

Alors maintenant au travail:

- samen ex. 14,15

- Options:   - plannen huiswerk volgende week

                        - vragen stellen

                        - leren  

Les devoirs: 

Apprendre 1,2,3,4 F/N et faire:ex 14,15