N2A 26 maart

Welkom!
1
 WELKOM
2
Boek, pen en
        papier
Groter scherm, laders,        en je telefoon
Op je tafel
Inloggen met
oofie
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Welkom!
1
 WELKOM
2
Boek, pen en
        papier
Groter scherm, laders,        en je telefoon
Op je tafel
Inloggen met
oofie

Slide 1 - Tekstslide

Lesplan
Behandelen
Lezen  3

Tekstsoorten en -doelen
Verkennend lezen

Slide 2 - Tekstslide

Eind van de les
Ken je de tekstsoorten 
uit Lezen 3;
Kun je verkennend lezen toepassen.




Slide 3 - Tekstslide

Doel
Toewerken naar de toets
Lessen via het boek
Oefeningen uit het boek toepassen
Kennis controleren

Aanpak

Slide 4 - Tekstslide

3.11 Tekstsoorten
blz. 132
Deel 1

Slide 5 - Tekstslide

Lezen
In veel teksten wordt iets uitgelegd: hoe iets zit of hoe je iets moet doen. Zulke uitleggende teksten kom je bijv. tegen in schoolboeken. Je moet het aandachtig lezen voor je aan de slag gaat. 
Ook teksten met veel afbeeldingen moet je goed 'lezen' om het verhaal te begrijpen dat met de plaatjes wordt verteld.
3.11 Tekstsoorten
Informerende teksten en uitleggende teksten
Informerende teksten  en  uitleggende teksten lijken op elkaar,  maar ze zijn toch anders.
tekstdoel                                    tekstsoort                    tekstvorm

informeren: de lezer iets nieuws          informerende tekst                nieuwsbericht, tijdschriftartikel, verslag
vertellen                                                                                                           werkstuk, folder
- - - - - - - - - - - - - - - - - -  - -- - - - - - - -- - - - - - - - - - - - - - - -- - - - - - -- - - - -- - - - - - -- - - -- - - - - - -- - - - - - -- - - - - - - -- 
uitleggen: de lezer uitleggen hoe        uitleggende tekst                   schoolboektekst, recept, handleiding,
iets zit of hoe je iets doet                                                                             gebruiksaanwijzing

Slide 6 - Tekstslide

Instructies
Veel uitleggende teksten zijn instructies. Een instructie is een uitleg over hoe je iets moet doen, zoals een recept of een knutseluitleg. 
Instructies hebben 1 of meer van de volgende kenmerken:
- uitleg in stappen, vaak met nummers, streepjes op bolletjes
- in de stappen staan volgordewoorden zoals 'eerst', 'daarna', 'tenslotte'
- elke stap begint met een werkwoord
- afbeelding maken de stappen duidelijk
zie  afbeelding  voorbeeld  in het boek   blz. 133

Slide 7 - Tekstslide

Tips voor het lezen van instructies:
- Lees de instructie aandachtig en stap voor stap
- Probeer voor je te zien wat je leest. Zo 'oefen' je in je hoofd alvast wat je gaat doen
- Lees altijd eerst de hele instructie door voordat je aan de slag gaat
- Bij één stap of in één zin staan somt twee dingen die je moet doen. Let daar op zodat je geen stap overslaat

voorbeeld
Kies eerst het wasprogramma en sluit daarna de deur van de wasmachine.
lees verkennend       tekst  1      in je boek blz. 134

Slide 8 - Tekstslide


Wat is de tekstvorm?
A
handleiding
B
schoolboektekst
C
recept

Slide 9 - Quizvraag

Wat is het onderwerp?

Slide 10 - Open vraag

Wat het doel?
A
informerende tekst
B
uitleggende tekst
C
aansporende tekst
D
amuserende tekst

Slide 11 - Quizvraag


Uit hoeveel alinea's bestaat de tekst?

Slide 12 - Open vraag


Welke kenmerken van "Instructie" uit de theorie van 't boek

staan in Tekst 1?


A
een stap begint met 'kies', 'bedenk', 'maak'
B
gebruik van nummers, streepjes, bolletjes
C
gebruik van opvolgwoorden
D
afbeelding bij uitleg

Slide 13 - Quizvraag

Welke kenmerken van 'Instructies' uit de uitleg boek heeft Tekst 1 en welke niet?
elke stap begint met 'kies', 'bedenk', 'maak'
gebruik van cijfers
gebruik van bolletjes
gebruik van streepjes
uitleg in stappen
er staan vervolgwoorden in zoals 'eerst', 'daarna', 'tenslotte'
afbeeldingen maken de stappen duidelijk
elke stap begint met een werkwoord

Slide 14 - Sleepvraag


Stel, je hebt een telefoon met een camera met 2 megapixels,
je vraagt je af of daarmee stop-motion kunt doen.

Welke leesmanier past het best?

A
verkennend lezen
B
grondig lezen

Slide 15 - Quizvraag


Waar in Tekst 1 staat met wat voor soort camera / telefoon
je een stop-motion kunt maken?

Slide 16 - Open vraag


Wat zegt de tekst? Kun je met 'n telefoon met camera van 2 megapixels wel of niet een stop-motion maken?
A
ja, kan
B
nee, kan niet

Slide 17 - Quizvraag

einde les 1
tot de volgende les

Slide 18 - Tekstslide