wk2 11-14 jan 3HV SO3- oefenen BW2

Dienstag, der 11. Januar
Ziele:
Sprechen über die Ferien
lesen üben
Gans ohne Fleisch sehen
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 11 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Dienstag, der 11. Januar
Ziele:
Sprechen über die Ferien
lesen üben
Gans ohne Fleisch sehen

Slide 1 - Tekstslide

Wie waren deine Ferien?
Bereite mindestens 4 Sätze vor
Denke dabei an: 
- was hast du gemacht
- wer war dabei
- wie hat es dir gefallen

Slide 2 - Tekstslide

(Neuneinhalb sehen)
Gans ohne Fleisch

Slide 3 - Tekstslide

Lesen
Lies Text 1
- unterstreiche mindestens 5 Wörte die du aufsuchen musst und benutze ein Wörterbuch für die Übersetzung
- mache eine kurze Zusammenfassung von der Text 
15 Minuten (alleine)
- Bespreche diese Zusammenfassung mit deinem Nachbar/deiner Nachbarin (5 Minuten)
- Beantworte die Frage

Slide 4 - Tekstslide

Hausaufgaben
SO3: Wörter K2, keuze voorzetsels

leren voor PW in BW

Slide 5 - Tekstslide

Mittwoch, der 12. Januar
Ziele
SO3
Paar regels mannelijk, vrouwelijk, onzijdig die je voor PW nodig hebt!
üben Text

Slide 6 - Tekstslide

Lesen
Lies den Text 
- unterstreiche mindestens 5 Wörte die du aufsuchen musst und benutze ein Wörterbuch für die Übersetzung
- mache eine kurze Zusammenfassung von der Text 
15 Minuten (alleine)
- Bespreche diese Zusammenfassung mit deinem Nachbar/deiner Nachbarin (5 Minuten)
- Beantworte die Frage

Slide 7 - Tekstslide

Hausaufgaben
L. PW K2
morgen laatste vragen, werken met laptops

Slide 8 - Tekstslide

Donnerstag, der 13. Januar
Letzte Fragen
SO3 bespreken (Gr)
lernen für PW K2
extra Blatt mit Grammatik übungen, Kreuzworträtsel Wörter

Slide 9 - Tekstslide

Antwoorden Gr SO 3
  1. in die (wohin = 4e)
  2. auf dieses (7/2: auf met 4e, het is een uitdrukking), in jedem (wo = 3e)
  3. auf jeden (7/2: uitdrukking = in elk geval, auf met 4e), auf deine (warten auf = 4e tenzij je werkelijk op iets kunt wachten en niet op iets of iemand dat of die voorbij komt)
  4. in sein (wohin = 4e),  vor den (wohin = 4e, sich setzen = gaan zitten)
  5. über diesen (7/2: lachen over, über = dan 4e)
  6. an seiner (7/2: leiden aan, an = dan 3e)
  7. an dem (tijd = 3e), an die (wohin = 4e)
  8. an der (wo = 3e)
  9. vor der/dem (7/2: 3e naamval, beide goed gerekend omdat ik geen geslacht erbij had geschreven), in das (wohin = 4e)
  10. auf die (7/2: op het idee gekomen, daarom auf =4e)

Slide 10 - Tekstslide

Hausaufgaben
L. PW BW2 K2
Grammatik: 
- vaste voorzetsels, keuze voorzetsels
- modale ww (tt, vtdw)
- haben/sein/werden tt/vt/vtdw

Slide 11 - Tekstslide